AKTIEPLAN WATERKWALITEIT WESTERSCHELDE DOOR W. WISSE Eind november 1988 heeft de Internationale Scheldewerkgroep, waarin een 7-tal Nederlandse en Belgische organisaties samen werken, het "Aktieplan voor verbetering van de waterkwaliteit van de •Schelde" aangeboden aan de eerst verantwoordelijke ministers Kelchtermans van het Vlaams gewest en Smit-Kroes van Nederland. Dit rapport is toen tevens wereldkundig gemaakt. De erin aangetoonde noodzaak van een bredere en snellere sanering van de Scheldevervuiling via een aktieplan voor het gehele stroomgebied werd door genoemde ministers, in de pers en andere media en op het Scheldesymposium van de verenigingen AGHA en VEL op 1 december 1988 in Antwerpen onderschreven. Het Aktieplan is nu in definitieve versie verschenen. In het 75 bladzijden tellende rapport, vermeerdert met bijlagen, wordt de problematiek rond de vervuiling van de Schelde bespraken. In de inleiding wordt kort stilgestaan bij het feit dat sinds 1970 de drie landen van het Schelde-stroomgebied, Frankrijk, België en Nederland steeds weer nieuwe wetten, plannen en maatregelen op touw zetten om de vervuiling definitief te beteugelen; tot nu toe met ruim onvoldoende resultaat. Na een globale omschrijving van alle in de nota onderscheiden deelbekkens, warden de verschillende manieren van gebruik alsmede de waterkwaliteit m.b.t. dat gebruik besproken In het hoofdstuk gehaltes vrachten wordt de vervuiling door een elftal (groepen van) stoffen die in de verschillende deelbekkens van het. Scheldestroomgebied voorkomen, besproken. Deze stoffen zijn verdeeld in drie groepen: 1. zuurstofbindende en eutrofiërende stoffen 2. zware metalen 3. organische mikroverontreinigingen Per stof wordt geprobeerd een schets te maken welke omvang de lozing heeft in ieder deelbekken (zo mogelijk worden afzonderlijke lozers genoemd) en waar de vervuiling blijft. De bronnen die gezamenlijk een bepaalde vracht aan vervuilende stoffen in een rivier veroorzaken, zijn zeer gevarieerd. Er zijn zgn. "diffuse bronnen", zoals de landbouw (uitspoeling van meststoffen) en luchtvervuiling (via neerslag en afstromend regenwater) en er zijn "puntbronnen", zoals bedrijven, stedelijke rioolstelsels en zuiveringsinstallaties. Ingegaan wordt op de bijdrage van industriële lozingen aan de totale vervuilingsvracht die de Schelde meevoert. Daarvoor zijn er twee redenen. Ten eerste wordt verwacht, dat industriële bronnen voor bepaalde stoffen de belangrijkste vervuilingsbron zijn. Ten tweede wordt 47

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 17