ontvallen. Hij zei die benaming te kennen van de vissers. De
verklaring Ijskelder zou erin bestaan dat dit grote gat ver
afgelegen is en dat er in de winter, die open vlakte geen
beschutting biedt tegen de ijzige wind.
KANAAL: ligt in de verlengenis van het Hondegat met de dam naar
de Noord als eindpunt. Het Kanaal ontstond nadat schaapsherders
een greppel hadden gegraven om het water, dat op het schor bleef
staan, te laten wegvloeien.
Door uitschuring ontstond eerst een diepe steile geul die later
zijn eigen weg zocht. De door mensenhanden ontstane geul kreeg
daarom de benaming van Kanaal.
KLEINE STRAND: gelegen tussen de Noord en het Hondegat. Bij hoog
tij komt het onder water. Het was een relatief smalle strook van
enkele honderden meters. Parallel met het Kleine strand liep
ongeveer het "Schaar van de Noord", een pas die aan de oostzijde
aangeduid werd met een rode en zwartgestreepte ton met de
letters S.V.N. en slechts gebruikt door kleine vaartuigen.
Hiermede kon het Nauw van Bath vermeden worden. Alles is er nu
verzand en het Kleine strand is er merkelijk zeer breed geworden.
KLUTENGEUL: aan het einde van de Tweede platte plaat gelegen,
maar is nu geheel verzand. Hier was in de veertiger jaren de
belangrijkste broedkolonie Kluten.
LEPELAAR: in het zuiden van de Ijskelder. Tijdens de trek een
pleisterplaats voor Lepelaars.
VESTGEUL: ten westen van de Noord gelegen. Een spoorlijntje
(Decauville) liep van de schaapskooi naar deze geul om de mest te
vervoeren vanuit de potstal naar een bootje van Cleiren.
ROTTE PUTTEN: aan het einde van het Klein hondegat en ten zuiden
van het Eilandje lagen de Rotte putten. Een zeer slibrijk
gedeelte van de schorre waarin men diep wegzakte.
Na de tweede wereldoorlog waren in de schorre verscheidene kuilen
aanwezig ontstaan door ingeslagen VI en V2. Deze kuilen die zich
langzaam opvulden met slib bleven vele jaren onbegroeid. Ook
wrakken van vliegtuigen lagen op de schorre en de schaapsherders
maakten er dankbaar gebruik van om van de aluminium platen
schuilhokken te bouwen op een verhoging van graszoden.
STRAND: tussen Hondegat en Ijskelder gelegen. Was een zeer brede
strook, die bij vloed onder water liep. De lichtbaken aan de
Ijskelder was het eindpunt. Hier trof men ook de Zeepier
veelvuldig aan.
TURFPLATEN: vanaf de lichtbaken aan de Ijskelder naar het
Speelmansgat komen de turflagen aan de oppervlakte en is er ook
een afslagrand op te merken. Talrijke turfputten zijn er nog
merkbaar en men vertelde dat tijdens de oorlogsjaren er nog turf
gestoken zou zijn voor brandstof.
VERBINDINGSGEUL: aanvankelijk hadden we die naam bedacht voor de
verbinding tussen Speelmansgat en Ijskelder. Later vernamen we
van vissers dat er de naam Spauwer aan gegeven was. De benaming
werd dan hergebruikt voor de verbinding tussen Handegat en de
Tweede platte plaat, nu de F. van der Zande geul
74