ZOUTERIK: een slibrijk gebied waar Strandzoutgras en ook Zeekraal
veelvuldig voorkwam en ten noorden van de Blauwe plaat gelegen.
Wat ons het meeste aantrok in Saeftinghe was de avifauna. Als
broed-, rui- en trekgebied voor watervogels heeft het Verdronken
Land van Saeftinghe altijd een belangrijke rol vervuld.
De meest voorkomende broedvogel was de Kokmeeuw, die nu de plaats
geruimd heeft voor de Zilvermeeuw. De Kokmeeuw, broedvogel van
het moerasland, is afgenomen van enkele duizenden broedparen naar
een paar honderd en wellicht zullen zij totaal verdwijnen uit het
schorrelandschap van Saeftinghe als broedvogel. Het Hondegat
fungeerde toen zowat als middelpunt van de kokmeeuwenkolonies,
waarvan de nesten op het overjaars Engels slijkgras lagen. Samen
met het slijkgras is ook de Kokmeeuw haast verdwenen als
broedvogel
In 1947 broedde voor het eerst een paar Zilver
meeuwen ten oosten van het Hondegat tegen de
Rotte putten aan. Het nest bevond zich op een
oeverwal in de Strandkweek, een plant die zijn
intrede deed op Saeftinghe.
Het totale broedvogelbestand van de Zilvermeeuw in Nederland werd
toen vastgesteld op ongeveer 16.000 broedparen en de grootste
kolonie bevond zich op Schouwen met 5.000 broedparen.
Door het Staatsbosbeheer en meer bepaald door de RIVON
(Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten bate van het
Natuurbehoud) werden voorstellen gedaan ter bestrijding van de
Zilvermeeuw. Ook Saeftinghe viel onder dit verzoek. In 1960
waren er ongeveer 400 broedparen en er werden 180 eieren geschud.
Schade werd vastgesteld op eieren en jongen van Wilde eend, Kluut
en Visdief, maar predatie op Bergeendenkuikens werd echter zelden
waargenomen. Op de verdelging van volwassen vogels werd nooit
ingegaan. Dat jaar gingen er veel Zilvermeeuwnesten en jongen
verloren door de hoge waterstanden. Tijdens de veertiger- en
vijftiger jaren waren de talrijke soorten broedvogels over de
ganse schorre verspreid, waar nu vooral een concentratie vast te
stellen is in het gedeelte langsheen de dijk van de leidingen.
Tussen die grote vlakten Engels slijkgras waren open plekken met
Kweldergras, die zeer geschikt waren als broedplaatsen voor
Tureluur, Kluut en Kemphaan. Ook waren er grote platen, soms van
enkele tientallen m2 "veek", samengesteld uit overjaars
Slijkgras, dat zeer geschikte broedplaatsen vormde voor de
Visdief. Onder de "veek", dat op het Slijkgras rustte, broedden
de Bergeend en de Vaterral. Ieder voorjaar werden de veekvelden
in de omgeving van de schaapskooien opgebrand door de
schaapsherders zodat er ook weieens nesten verloren gingen.
De Marlemontse plaat was een geheel van Engels slijkgras, waar
Tureluur, Kluut en Kemphaan regelmatige broedvogels waren op de
talrijke open plekjes van Kweldergras. Nu treft men er buiten de
Zilvermeeuwen nog enkele Tureluurs en Wilde eenden als
broedvogel
75