Vooral tijdens de eerste dagen van augustus is het grote aantal vliegvaardige woerden opvallend. De eenden zijn thans volop'in slagpenrui. Hun gedrag is sterk verschillend met dit van de woerden; ze zitten minder "vast", zijn vaak gegroepeerd en houden zich meer op in dichtere begroeiing en in het slibrijke gedeelte van de schorre. De slagpenrui van de eenden verloopt hoofdzakelijk tijdens de maand augustus. Voerden in slagpenrui kunnen nog aangetroffen worden tot half september, eenden nog tot eind oktober. In de zomermaanden probeerden we zoveel mogelijk ruieenden te ringen. Het vangen gebeurde met de hand hetgeen een zeer vermoeiende aangelegenheid was, maar men wordt hierin wel bedreven. Op geschikte plaatsen vonden we in het Engels slijkgras loopgangen van in slagpenrui verkerende eenden, men ruikt ze ook en meestal op het einde van een loopgang dicht onder de vegetatie zat dan een eend onbeweeglijk. Op een late zonnige augustusnamiddag verrasten we eens in het Klein hondegat een groep van ongeveer 300 in slagpenrui verkerende Vilde eenden. Even verrast als wij stoven ze uiteen het schor in. Slechts vier konden er gevonden en geringd warden, de anderen hadden zich al lopend verspreid in de dichte begroeiing, Ha lang zoeken hadden we er misschien meer kunnen ringen, maar we vonden verdere verstoring toen ongewenst. Daar het om jachtwild ging, kwamen er geregeld terugmeldingen van geringde vogels binnen. Uit de ringgegevens van Saeftinghe, waarbij toch enkele honderden ruiende Vilde eenden geringd werden, blijkt dat een niet onbelangrijk deel afkomstig was uit Oost-Europa - voornamelijk Polen - en enkele zomermeldingen uit Rusland. Hierbij dient gezegd te worden, dat men rekening dient te houden met abmigratie, waarbij inheemse broedvogels paren met vogels afkomstig uit Oost-Europa. Vintermeldingen kwamen meestal uit Frankrijk. Volgende eendesoorten werden in slagpenrui waargenomen: Vilde eend, Vintertaling, Pijlstaart (éénmaal) en Bergeend (vogels met late jongen). In de zomer werden regelmatig Smienten opgemerkt met verbleekte slagpennen, dat zou er kunnen op wijzen dat ook Smienten op Saeftinghe hun rui doormaakten. Hooit hebben we er echter een Smient in slagpenrui aangetroffen. Er was ook stroperij op ruiende eenden. Een bepaald stroper kwam ieder zomerseizoen met zijn boot en jachthond eenden vangen en dan trok hij met een zak vol eenden naar zijn boot. In de voorbije veertig jaren, dat ik Saeftinghe leerde kennen, is veel veranderd. Hiet alleen werd er aan het gebied terrein onttrokken (1966 Selenapolder-Gasdam, 1988 dijkverhoging met verdwijning van schor aan Kruispolderhaven), maar ook de gevolgen van het Deltaplan laten zich gevoelen. De landschapsverandering van Saeftinghe gekenmerkt door de verhoging van het terrein en de wijziging van de abiotische 77

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 15