SAEFTINGHETOEN DOOR J. MAEBE 1940, we hadden de Duitsers op bezoek, de "blitzkrieg" was voorbij en de nationale grenzen waren gesloten. Mijn broer, die veel interesse had voor vogels, nam me als twaalfjarige jongen mee om naar de vogels te gaan kijken. Als determineerboekje gebruikten we "Vat vliegt daar" van Van Dobben. Op de boekenmarkt waren er maar twee boekjes te verkrijgen, naast "Vat vliegt daar" was er nog "Zien is kennen" van Nol Binsbergen. Zo kwam bij mij die belangstelling voor vogelobservatie die later uitgroeide tot een ware hobby. In 1941 ben ik dan lid geworden van "De Vielewaal" en het is bij een uitstap van deze vereniging, die ieder voorjaar rond de paastijd ingericht werd naar de Reigerskolonie van Berendrecht en de schorren van Zandvliet en Ossendrecht, dat ik voor het eerst kennis maakte met slikken en schorren. Maar het zou nog tot begin 1946 duren alvorens ik mijn eerste stappen zou zetten op het Verdronken Land van Saeftinghe. Op 24 maart 1946 werd door "De Vielewaal" afdeling Antwerpen een excursie georganiseerd naar Saeftinghe. Als leider fungeerde dhr. Robert van der Aa, een architect uit Antwerpen. Hoe kwam die er nu bij om naar Saeftinghe te trekken? Een vriend, collega dhr. Jan Jacobs, jager en vogelliefhebber, later medestichter van de Belgische Natuur- en Vogelreservaten, had in de dertiger jaren met een boot gejaagd op de Schelde en ook op de platen van Saeftinghe. Saeftinghe zou toen, volgens dhr. Jacobs, een vrije jacht geweest zijn. Dus voortgaande op de informatie van dhr. Jacobs werd dan een uitstap ingericht. Het werd een hele reis met vertrek vanuit Antwerpen (Victoriaplaats) met de buurtspoorweg door de prachtige polders ten noorden van Antwerpen en langsheen de nu verdwenen dorpen Vilmarsdonk, Oorderen en Lillo. Alles zit nu onder het opgespoten zand en werd opgeofferd aan de havenuitbreiding. In Lillo-Fort werd met het overzetbootje de Schelde overgestoken naar Doel en vandaar ging het dan verder te voet over de Scheldedijken richting Saeftinghe. Het was betrokken weer, windstil en in de polders hoorden we overal de Geelgors zingen. Het eerste bezoek aan het Verdronken Land was vrij kort, daar er nog te voet terug naar Doel moest gegaan worden om het laatste overzetbootje te halen. Op Saeftinghe zijn we de schorren ingewandeld over de schapendara tot aan de eerste schaapskooi; het was een hele belevenis, maar die uitgestrektheid van het gebied en in het bijzonder de waarneming van Grauwe ganzen hadden op ons een diepe indruk nagelaten. Op de terugtocht, met het laatste bootje van Doel naar Lillo, werd toen besloten om naar Saeftinghe terug te keren. Ve vormden toen een groepje van jonge vogelliefhebbers waarvan de heren Rik van der Vloet, Marcel 69

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 7