en de tweede stal van Piet Mus uit Doel. Piet Mus was de eerste
schaapsherder die vee liet uitzetten op de schorre. Uit de
omliggende polders was hiervoor grote belangstelling en 's
zondags standen zij dan op de dijk naar de beesten te kijken met
in hun achterhoofd de gedachte dat het niet lang zou duren of de
dieren zouden verzuipen.
De vijfde op de schorre was Ward Verbiest uit de Emma waar we
eigenlijk weinig kontakt mee gehad hebben.
Amedee Scheirs, herder in dienstverband, heeft ons eens verklapt
dat hij honderd frank (ongeveer acht gulden - in 1950 was 1
gulden 12 frank) per dag verdiende en hij moest zeven dagen van
de week werken, verlof was er nauwelijks, een woonst in de
"Prosper" had hij gratis van zijn werkgever.
In 1955 kreeg Omer van Stevendael eens het bezoek van een
journalist die het hiernavolgend artikel schreef:
HERDER BLEEF SOMS DRIE MAARDEN IN DE SCHORREN
Vaak staat het water tot onder zijn bed in de grote schaapskooi.
De enige man die in het Verdronken Land van Saeftinghe woont is
de schaapsherder Omer van Stevendael. Nu reeds dertig jaar lang
weidt hij zijn driehonderd schapen doorheen de schorren, over
kreken en killen, door het moerasland. Dag in dag| uit, winter en
zomer. Tot voor enkele jaren nog bleef hij telkens voor twee- en
drie maanden in de schorren. Hij sliep dan met zijn schapen in de
grote schaapskooi, die men vanop de Schelde kan zien liggen.
Hij kookte zelf zijn potje en af en toe bracht iemand hem wat
vlees.
Drie maanden aan een stuk was hij dan telkens kompleet door de
Schelde geïsoleerd, Bij elke tij lopen de schorren onder en
blijft rond de grote en de kleine schaapskooi, die halfweg de zes
km lange dam van de Porsperpolderdijk naar de grote kooi
opgetrokken is, slechts een kleine oppervlakte droog.
Tijdens de rampnacht
Omer van Stevendael was met zijn schapen in de schorren die
beruchte zaterdagavond 1953 toen de helse storm in onze landen de
dijken deed begeven. Hij had 's avonds het zware ontij zien
naderen en had inderhaast zijn kudde naar de grote kooi, die het
hoogst gelegen is, gedreven. Het ging zeer moeilijk. Want reeds
stonden de schorren en de dam naar de grote kooi onder water. De
schapen met lammeren bleven achter in de kleine schaapskooi, die
door de storm midden in de nacht zou weggespoeld worden.
Onderweg naar de grote kooi verloor de herder nog tientallen
schapen die wegzakten in het slijk, of geklemd geraakten in
kleine kreken. Het was een ontzettende tocht. Eens de schapen in
de grote kooi, ondernam de herder nog de zes km lange tocht terug
naar de bewoonde wereld. Hij rook de ramp. Behouden kwam hij aan
71