110 "Ja, Dingen ginder van den Dijk, alia, noem zijn vader, vroeg dat voor zijnen open haard, George," zegt Domien Tendenwater. Ik gaf er niet om. Als we daar moesten combienen, hadden we wel eens last van die takken. In de loop van de jaren waren het nogal stevige jongens geworden die stammen, ik zag er op tegen om er zelf aan te beginnen. Zo zijn we er allebei goed mee, nietwaar, Dinges-daar en ik!" "Zou dat vijf minuten langer werk geweest zijn, Domien? Met die bossen?". Vijf minuten? Dan kun je nogal wat pad afleggen hoor, met een combien in vijf minuten. Nee zo lang vast niet, maar het moet allemaal gauw gaan vandaag den dag, nietwaar!" Die mannen van Kluisgraver zijn met aardappelgrond uit de koelcel dat kromme slootje in de wei aan het dicht- voeren. Zo te zien hebben ze nogal wat grond mee naar binnen gereden dit najaar, ze zijn al bijna over de helft. Maar ja, het was ook een nat achterjaar. Ik steek mijn hand maar eens 'op, al geloof ik niet dat ze me herkennen. Verderop woont Den Gesieperden, ik meen dat die in het echt De Poorter heet. Ja, Miel de Poorter, maar ieder een kent hem niet anders dan Den Gesieperden, omdat er in zijn gezicht meer sproeten staan dan er sterren aan de hemel zijn. Vroeger zag je het huis van Miel vanaf de dijk bijna niet, maar nu die kopbomen weg zijn, komt het heel mooi uit. Spijtig eigenlijk dat die oude kromme appel bomen er nog voor staan! "Niet overzetten Sjorsken"zegt Miel, want van zijn eigen is dat nen geweldig opgeruiraden vent, ondanks al die sproeten, "niet overzetten,dat komt van 't najaar. Ge zul eens zien hoe Properkes Miel dan woont!" "Toch vond ik het niet lelijk Miel, rechtuit gezegd, die tronken en die appelbomen ook niet!" "Ik eigenlijk ook niet en dan zat er nogal eens een piel in te broeden en daar had ik altijd aardigheid in als die met haar kleintjes in de watergang zwom, maar, ik had weinig omhanden van de winter en blijf nou eens hele dagen binnenzitten met dat zacht weer dat we hadden, dus ik zeg tegen mijn eigen, ik zeg: Veette wa, ik neuk die kopbomen eens uit, die staan er nou al zo lang en dan zijn komend najaar die appelbomen aan de beurt

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 16