GANZEN AAN HET GROOT EILAND door R. Remmerts. In de winter van 1987/1988 heb ik getracht inzicht te krijgen in deganzenpopula- tie op en rond het Groot Eiland. Van het Groot Eiland is vanaf 1950 tot 1976 (M. Buise: Het Groot Eiland Centraal) redelijk bekend welke soorten en aantallen ganzen er 's winters verblijven. Daarom is het interessant om deze te vergelijken met de huidige situatie. In de maanden november 1987 tot en met maart 1988 is het Groot Eiland 19 maal be zocht. Minimaal werd per bezoek één keer rond het totale gebied gereden en werden alle anwezige ganzen geteld, alsmede in welk deel van het gebied de vogels zich bevonden en op welk gewas werd gefourageerd. Aanvullingen werden verkregen van Wim Wisse waarvoor mijn dank. Grauwe Gans - Anser anser In tegenstelling tot andere ganzensoorten, gaven Grauwe ganzen vaker de voorkeur aan het verblijf op het water. De soort gedroeg zich veel minder plaatsgebonden dan de andere soorten. De Grauwe gans geeft de voorkeur aan meerjarig grasland, het liefst wat nat en akker land waarop nog wat oogstafval aanwezig is. Tussen de 30 en 60ex. hebben van no vember tot en met februari op of bij het Groot Eiland overwinterd, terwijl het aantal in maart toenam tot 80 ex. De overwinteringsaantallen zijn behoorlijk veranderd in de laatste jaren. Gedurende de periode 60-76 werden hoofdzakelijk overvliegende ex. gezien, een enkele keer wer den hooguit 20ex. ter plaatse gezien. (Buise '77) Het groeiend aantal overwinterende Grauwe ganzen, met name in Saeftinghe, is waar schijnlijk het gevolg van de enorme groei van de Noordwesteuropese populatie tijdens de laatste 20 jaar. De kans dat meer ex. buiten Saeftinghe worden gezien neemt dan ook toe wat de hogere aantallen aan het Groot Eiland verklaart. Rietgans - Anser fabalis. De Rietgans geeft meer voorkeur voor akkerland, met name 'aardappelland' en in min dere mate wintertarwe, voor zover bekend. De soort komt vooral op de aanliggende bouwlanden buiten het Groot Eiland voor. Tijdens het verloop van de winter was het nogal opmerkelijk dat er flinke verschuivingen plaatsvonden in de keuze van de foura- geergebieden. Afzonderlijke groepjes Rietganzen werden nauwelijks of niet gezien. Altijd was de soort in gezelschap van de Kolgans. De eerste vogels werden gezien vanaf begin december; 50ex. Dit aantal bleef redelijk konstant aanwezig tot half janua ri, met uitzondering van een korte periode gedurende midden december toen max. 555ex. werden geteld. Na half januari nam het aantal af tot 30ex. op 2 maart, waarna het snel afgelopen was met de aanwezige rietganzen. Ter vergelijk: hoogste decemberaantal tussen 1969 en '76 is 250ex. in 1973 (buise '77); in de overige maanden zien we een redelijke overeen komst. Van de zeldzaam voorkomende ondersoort 'fabalis' werden 2ex. gezien. De onder soort zal ongetwijfeld wel eens gemist en aangezien zijn voor de meest voorkomende 'rossicus'. 146

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1989 | | pagina 12