LIEVEHEERSBEESTJES I N ZEEXJWS— VLAANDEREN Een eerste aanzet tot inventa risatie. Lieveheersbeestjes, Onze-Lieve- Heersbeestjes, Lieveheers haantjes, Kapoentjes, Pimpa- poentjes; onder deze benamingen gaan zo'n 59 soorten kevertjes in Nederland schuil. Zou de populariteit van een insekt gerelateerd kunnen worden aan het aantal be namingen, dan zouden deze beestjes dus enorm populair moeten zijn, en dat zijn ze dan ook. Deze warme publieke belangstelling is helaas wederom grotendeels terug te voeren tot slechts uiterlijke kenmerken (vgl. in negatieve zin de oorworm): felle contrasterende kleuren, ronde vormen en bedrijvig karakter. Zodoende komen we ze overal tegen: op. postzegels, op naambordjes van kleuterscholen en peuterspeelzalen, in ver halen en gedichten en helaas in levende lijve in jampotjes als tijdelijk huisdier van de gemiddelde Nederlandse kleuter. Allerlei eigenschappen werden en warden het beestje in de (vele) schoenen geschoven: -fijngemalen lieveheersbeestjes zouden een probaat middel tegen kiespijn vormen. -vliegt het beestje van de vinger naar boven dan wordt het goed weer, naar beneden, dan slecht weer. -de leeftijd van het beestje is gelijk aan het aantal stippen op zijn dekschild. Het aantal stippen zegt in werkelijkheid echter niets over de leeftijd, maar is gebonden aan de soort. Sommige exemplaren zouden beginnen te poepen van angst als je ze tussen de vingers neemt. Het betreft hier echter het zogenaamde reflex bloeden, een verdedigingsvorm tegen belagers, waarbij een gele, onwelriekende vloeistof wordt afgescheiden. Dit kan echter niet verhinderen, dat ze als voedsel fungeren voor mezen, koekoek en grizzly-beer VOEDSEL, VOORKOMEN EN LEVENSCYCLI Doordat hun voedsel grotendeels bestaat uit bladluizen en mijten, is hun economische betekenis voor bos-, land- en tuinbouw zeer groot. Sommige soorten worden hiervoor spe ciaal gekweekt, daardoor kan het gebruik van insekticiden worden verminderd. Sommige soorten leven dicht bij de grond, andere in struiken en weer andere in de kruinen van bomen. Het woongebied is gro tendeels afhankelijk van hun menu. Hebben ze een beperkt menu (monofaag) dan is hun woongebied beperkt. Zijn ze niet zo kieskeurig (polyfaag) dan is de kans op een ont moeting aanzienlijk groter.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1990 | | pagina 15