Oor zaken.
Het hal-F natuurlijke cul tuur 1 andschap waaraan de
Kerkuil gebonden is, heeft ingrijpende veranderingen
ondergaan door wegenaanleg, rui 1 verkavelingswerken en
mechanisatie van de landbouw. Hierdoor verdwenen de
kleinschalige landschappen met houtwallen, bermen,
overhoeken, knotwilgen en muizen.
Strenge winters zorgen voor voedselproblemen. Een
volwassen kerkuil eet zo'n drie tot vijf muizen per
dag, wat neerkomt op een wekelijks menu van twee
honderd muizen per 'Kerkuilgezin''s Winters hebben
Kerkuilen meer voedsel nodig; in een koud gebouw bij
strenge wel 18 prooien per dag wat ongeveer 2/3 van
hun eigen lichaamsgewicht is.
Door de koude wijken muizen uit naar relatief warmere
pleeken zoals schuren en wegkanten. Vandaar dat er in
deze periode veel verkeerss1achtoffers onder de
Kerkuilen vallen. Een strenge winter is desastreus
voor de Kerkuil
Dan is er het probleem vam de persisitente pesticiden
in de landbouw. Dit zijn bestanddelen van
bestrijdingsmiddelen die niet afbreken in de natuur
maar daarentegen werkzaaam blijven en zich daardoor
ophopen in de voedselketen. Uiteindeli jk komen deze
stoffen in zodanige concentraties voor bij dieren die
aan de top van de voedselketen staan dat deze dieren
hieraan sterven of steriel worden (onbevruchte
legsels) Dit laatste werd onlangs geconstateerd in
de omgeving van Hoek.
Niet in de laatste plaats moet ook genoemd worden het
verdwijnen van de nestgelegenheid: op een haast
driftige manier worden kerktoren en schuren vaak zo
hermetisch mogelijk: afgesloten.
Deze landelijke oorzaken doen zich ook gelden in onze
streken met die kanttekening dat 's winters in Zeeland
relatief meer Kerkuilen huizen dan elders in
Nederland. Ondanks het feit dat de Kerkuil geen
trekker is (hierover later iets meer) blijkt Zeeland
in de wintermaanden voor de Kerkuil aangename kanten
te hebben.
Broeden
Vroeger moeten er werkelijk overal in Oost-ZVl
Kerkuilen gezeten hebben blijkens mondelinge
mededelingen van pastoors en boeren. Uit het overzicht
van de periode 1970-1989 vallen nauwelijks stellige
conclusies te trekken.
54