TABEL 1
Broedgevallen in Oost-Zeeuws-Vlaanderen van de
Kerkui 1
Jaar Aanta1 Aantal succes- Min, aantal
broedqeva1len volle broedgevallen uitgevlogen
1970
8
7
7
1971
10
7
1972
6
3
10
1973
4
1
3
1974
8
5
15
1975
8
5
12
1976
7
4
9
1977
8
5
18
1978
5
4
12
1979
4
4
9
1980
2
2
5
1981
5
5
15
1982
5
2
6
1983
6
5
17
1984
8
6
17
1985
4
4
9
1986
2
2
5
1987
4
3
12
19B8
2
2
10
1989
6
4
7
Te constateren valt: de ene keer minder broedgevallen
maar meer jongen, de andere keer minder jongen maar
echter meer broedgevallen.
Duidelijk is dat de Kerkuil veel gebruik maakt van de
nestkast (bijna BO van de broedgeval len) en dat hij
vaak op dezelfde plaatsen broedt. Om verstoring te
voorkomen zal ik in dit artikel geen plaatsen noemen.
Als ik de adressen vanaf 1970 neem dan zijn dat er
zo'n 60 verschillende. De laatste jaren werken we met
een vijftiental plaatsen.
Her en der zijn er in de loop van de tijd door Jan en
alleman nestkasten opgehangen zonder dat wij het
bestaan ervan kennen.
Eén van mijn doelstellingen is een goed overzicht te
krijgen van de plaatsen waar de Kerkuil aanwezig is
ondermeer aan de hand van krijtstrepen en braakballen.
Bovendien zouden we graag weten waar broedplaatsen
(nestkasten) zijn en waar een succesvol broedgeval
heeft plaatsgevonden. Ik: ben ervan overtuigd dat we
dan meer te weten komen. Dat het met het Kerkuilen
bestand dan hogerop zal gaan is een logisch gevolg! Ik
vernam onlangs dat in 1989 het aantal broedparen van
de Kerkuil landelijk gezien iets boven de vijfhonderd
paar zal liggen. Dit is beslist positief, maar het is
nog slechts 1/6 van het aantal van dertig jaar terug.
55