Verder geldt de Boswet niet, maar de kapverordening wèl
voor
-Wegbeplantingen van knotpopulieren of knotwilgen
-Eénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden
bestaande uit knotpopulieren of wilgen
-Losliggende stukjes bos kleiner dan 10 are (1000 m2)
-Losliggende stukjes rijbeplanting van hoogstens 20
bomen
-Houtopstanden gelegen binnen de bebouwde kom Boswet
(deze komt mestal globaal overeen met de bebouwde kom
Verkeerswegenwet
-Houtopstanden op erven en in tuinen
-Normale dunning
-Italiaanse populier, Linde, Paardekastande en
Treurwilg.
Bent u daar nog? De kapverordening geldt niet, maar de
Boswet wèl voor:
-Opstanden groter dan 10 are of rijbeplantingen van meer
dan 20 bomen die zijn geregistreed bij het Bosschap (en
dat is doorgaans het geval als de eigenaar ervan
minstens 5 ha bos bezit)
Voor de overige beplantingen gelden dus de Boswet en de
kapverordening allebei.
Dit is bij elkaar een hele lijst. U hoeft echter niet te
wanhopen als u het niet allemaal onthoudt, want u
bevindt zich daarmee in goed en groot gezelschap.
De Boswet en de kapverordening gelden voor alle
houtopstanden behalve de uitgezonderde; de kapverorde
ning kan echter zelf nog meer uitzonderingen bevatten:
de Beplantingsverordening Zeeland geldt bijvoorbeeld
niet voor erven van de meeste agrarische bedrijven tot
op een afstand van 50 m uit de hoofdgebouwen. Datzelfde
geldt voor de kapverordening van Terneuzen. Hier beperkt
de provincie c.q. de gemeente dus zelf de werking van de
verordening nog meer.
Zowel de Boswet als de kapverordening kunnen leiden
tot het verbieden van het kappen; dat komt in de
praktijk vrijwel nooit (Boswet) c.q. zelden (kapverorde
ning) voor. Beide kunnen leiden tot verplichte herplant
na kap; dat komt in de praktijk vrijwel altijd (Boswet)
c.q. vrij zelden (kapverordening) voor. Vóór de velling
moet men in de beschreven gevallen een kapmelding doen
(bij Bos- en Landschapsbouw, vanwege de Boswet) en/of
een kapvergunning vragen bij gemeente c.q. provincie
vanwege de kapverordening.
130