karakter van het landschap en het belang van weidevogels en ganzen. Het open karakter kon zich evenwel ontwikkelen door het continue en zeer intensief menselijk ingrijpen zodat voorkomen werd dat een natuurlijke vegetatie zich ontwikkelen kon. Z.V1. ontstond op een onnatuurlijke wijze door inpolderingen. Dit proces is op zich goed te vergelijken met een wèl natuurlijk proces, namelijk transgressie en progressie, het relatieve rijzen en dalen van de zeespiegel in de loop der eeuwen en het dientengevolge droogvallen en weer onderwater lopen van grote stukken land in Nederland. Op de drooggevallen gebieden ontstond vanzelf steeds bos, zodat het grootste deel van Nederland, in tijden dat de mens nog niet zo'n grote invloed had op het landschap, steeds bosachtig is geweest. Door bosaanplant verandert het huidige landschap, ter plaatse verdwijnt het 'streekeigene' karakter. Maar is dat op zichzelf zo erg? Het landschap van heel Nederland is voortdurend veranderd en verandert nog steeds. Honderd jaar geleden was er b.v. nauwelijks bos in Nederland en kijk nu eens bijvoorbeeld naar de Veluwe. Het is wèl belangrijk dat het landschap een herkenbaar, streekeigen karakter behoudt, maar dat betekent niet dat er vanaf 1990 niets meer zou mogen veranderen. Een dergelijke denkwijze is vooral gebaseerd op subjectieve gronden: waarom is niet de situatie van b.v 1920 of 1790 maatgevend? (Voor de meeste mensen zijn hun jeugdindrukken vaak maatgevend op dit gebied) Als men bij de bosaanleg rekening houdt met de bestaande landschappelijke structuren en de ontstaans geschiedenis, dan verandert het landschap wel maar behoudt het een streekeigen karakter. 200 HECTARE Het bos wordt b.v. niet lukraak in een blok van 200 ha. gelegd maar vult geheel een bestaand poldertje van 200 ha. of komt juist langs de rand van een grote polder in een strook van 500 bij 4000 meter. 150

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1990 | | pagina 14