TORENVALK- EN UILENKASTEN EEN VERVOLG-PROJEKT door W. de Koek Nu ik zo'n jaar of vijf met deze materie bezig ben, is het naar ik denk tijd om me af te vragen hoe ik er toe gekomen ben en dat is dan tevens een leuk onderwerp voor een artikel. Bladerend in oude nummers van "de Steltkluut" krijg ik wel een idee hoe het allemaal begonnen is. In de jaren '70 staken enthousiaste bestuursleden van wat toen nog de "vogelwacht" heette, de koppen bij elkaar om iets te doen aan de bedreigde stand van roof vogels en uilen. Inventarisaties van de diverse soorten wezen uit dat het maar droevig gesteld was met de popu laties. Vooral het veelvuldig gebruik van insecticiden speelde daarbij een rol. Om nu de stand van deze soorten een nieuwe impuls te geven werd naarstig gestart met het maken van kunstmatige nestgelegenheid in de vorm van houten en metalen kasten. In de loop der jaren zijn er toen ruim 100 torenvalk- en een kleine 20 steenuilkasten geplaatst. Ook voor de kerkuil werden kasten opgehangen, hoewel in veel mindere mate. Via particuliere initiatieven kwamen er ook nog wat kasten bij, maar deze werden zelden gere gistreerd. Het maken van 100 torenvalk-kasten is een behoorlijk karwei. Dankzij de vindingrijkheid van bovenvermelde groep werden scholen benaderd om werkstukken voor dit projekt af te leveren. Vergeten we ook niet het enthousiasme waarmee Richard Bleijenberg enkele tien tallen metalen vaatjes uit de Saeftingher schorren op viste, deze halveerde en daarna met enige vinding rijkheid hiervan torenvalk-kasten maakte. George Sponselee reed in die tijd de polders in met een vol geladen imperiaal. Mare Buise plande de lokaties, terwijl anderen, hoewel niet uitdrukkelijk genoemd, zeker niet minder werk verrrichtten bij het verlenen van hun medewerking. Dat was dan de eerste fase van het projekt. Nu kon het pas goed beginnen. Registratie van resultaten en verslaglegging, ook dat moest gebeuren. Er werden medewerkers gezocht die per gebied de kasten op bewoning wilden controleren. Een groot deel van de jongen werd geringd. 41 i

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1991 | | pagina 19