Recente vindplaatsen van de Kamsalamander zijn gelegen in de buurt van: Liniedijk Hulst (1988-1989) Fort Ferdinandus Absdale (1989) Zaaidijk Axel (1988-1989) Oude Zeedijk Axel (1989) Zaamslagsedijk Zaamslag (1990) De Knol Hoek (1990) Terneuzen (1989) De meeste waarnemingen zijn gedaan in drinkputten op erven. Opvallend is dat de meeste vindplaatsen tijdens de waarneming in erbarmelijke toestand verkeerden. Zo waren de meeste putten bijna verland, grotendeels over schaduwd en was de waterkwaliteit slecht. Een ander (hiermee samenhangend?) opvallend punt van de waarne mingen is dat de gebieden rond de vindplaatsen een "rommelig" karakter hebben (ruige overhoeken, bosjes, takkenbossen, hagen). -Biotoop en leefwijze Zoals alle soorten amfibieën heeft de Kamsalamander verschillende deelbiotopen. Het voortplantingsbiotoop bestaat uit een kleine geïso leerde zoete poel met een wateroppervlakte van minimaal 10 tot maximaal 400 vierkante meter. Deze poel moet zo diep zijn dat er in de zomer minimaal een halve meter water aanwezig is. In het vroege voorjaar trekken de Kamsalamanders naar de poel, waarna in het water het baltsen begint. Enige tijd na de bevruchting worden zo'n 200 eitjes één voor één afgezet op de blaadjes van een waterplant. In mei komen de eerste larven uit en veran deren in de loop van de zomer tot volwassen dieren. Het zomer- en winterbiotoop bevindt zich in de buurt van het voortplantingswater en bestaat uit een terrein met veel ruigte met schuilmogelijkheid. Je kunt hierbij denken aan heggen, struiken, knotbomen, bramen, brand netels en houtmijten. De migratie naar andere gebieden vindt plaats langs vochtige gebieden zoals sloten en drassige weilanden langs kreken. In de winter verblijft de Kamsalamander in holtes en spleten van allerlei materiaal. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1991 | | pagina 19