Sneeuwtelling van Patrijzen en Veldleeuweriken in Midden-Zeeuws-Vlaanderen door Henk Castelijns Op de ochtend van de elfde februari 1991 werd ik eens niet zoals gebruikelijk op maandag wakker van de wekker, maar van het lawaai buiten. Zeeuwen zijn 's morgens namelijk hyper actief als er sneeuw ligt. Die sneeuw hoort ook niet op de stoep! Als men het kon, zou men overal de sneeuw weghalen, behalve in de winter sportgebieden uiteraard. Gelukkig is dat onmogelijk. Een gesloten sneeuwdek is namelijk de gelegenheid om Patrijzen te tellen. Al jaren was ik het van plan, en nu lag het er dan. En nog wel op een moment dat ik verlof had. Het duurde dan ook niet lang of ik was op pad. Het lukte me die dag een flink stuk van Mid- den-Zeeuws-Vlaanderen te tellen. In de loop van de middag moest ik stoppen, er was al veel sneeuw gedooid. De telling zou daardoor te onnauwkeurig worden. Geluk kig sneeuwde het de daarop volgende nacht weer. Dus de volgende ochtend weer op pad. Het resultaat van twee dagen tellen; 675 Patrijzen. Ik schat het aantal tussen de westelijke Braakmandijk en het Kanaal van Gent naar Terneuzen op 875. Het gebied is 8.100 hectare groot. De gemiddelde dicht heid bedroeg 10,8 vogels per 100 ha. Niet gek als men bedenkt dat de gemiddelde dichtheid voor Nederland aan het begin van de jaren tachtig nog geen twee vogels per 100 ha bedroeg (SOVON 1987). In 1985 werd het aantal vogels voor geheel Zee- uws-Vlaanderen op 5.000-6.000 geschat (Buise Tombeur 1988). Zeeuws-Vlaan- deren is 75.000 hectare groot. De dichtheid bedroeg toen 6,7-8,0 vogels per 100 hec tare. Het relatief grote aantal in vergelijking met de rest van Nederland betekent niet dat het goed gaat met de Patrijs. Marteijn (1985) stelde in voor West-Zeeuws-Vlaanderen ten opzichte van 1970 een afname vast van 25 tot 50%. Gaan we nog wat verder terug, dan is de afname nog groter. In het Noordelijk deel van de Braakmanpol der broedde in 1960 zo'n 200 paar Patrij zen en in 1985 nog maar 23 (Suetens et al. 1961, Castelijns et al. 1986). MiddenZeeuws-Vlaanderen op 11 en 12 fe bruari 1991. Het is algemeen bekend dat de Patrijs het slecht doet vanwege de moderne land bouw. Door schaalvergroting en het ge bruik van veel bestrijdingsmiddelen zijn er veel minder insekten en onkruiden dan voorheen. Dat de soort het met name bij sneeuw van onkruiden moet hebben, bleek tijdens de telling. Veel Patrijzen hielden zich op aan randen van akkers, bij sloot kanten en nabij dijken, juist die plaatsen waar ruige begroeiing boven de sneeuw 122

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1991 | | pagina 20