1 l l
if
2o
II
I"*
14
W
IH
1)
ll
It
lo
I
6
r
H
I
«110 utl 11U H»1 HIM His HIS HH H|> «II «V
Fig. 3 Voorkomen van de Poelruiter in
Nederland
De situatie tot op heden ziet er als volgt uit
(figuur 3). Gegevens voor wat betreft 1980-
1989 gehaald uit de artikelenreeks "Zeld
zame en schaarse vogels in Nederland"
van de commissie Dwaalgasten Neder
landse Avifauna (CDNA) in Limosa, tijd
schrift van de Nederlandse Ornithologische
Unie. Voor 1990 werd gebruik gemaakt van
de rubriek 'Recente meldingen' in Dutch
Birding, tijdschrift van de Stichting Dutch
Birding Association (dit betreft nog niet ge
homologeerde gevallen). Vermeldt een ge
geven twee data gespreid over twee
maand dan wordt voor elke maand één ge
val gerekend. Een pleisterende vogel bin
nen dezelfde maand wordt slechts
éénmaal gerekend.
Uit een vergelijking zien we dat er tussen
1957 en 1990 ongeveer 50 gevallen waren
en tussen 1980 en 1991 75. Toch is het wei
nig waarschijnlijk dat het om een echte toe
name gaat van deze soort. Hoewel hij de
laatste 20 jaar jaarlijks werd gezien. Veel
aannemelijker is een en ander het gevolg
van de nog steeds - en dat toch reeds twee
decennia- toenemende schare vogelkijkers
en het nog steeds toenemend aantal veld-
aktiviteiten. Ook beter optisch materiaal en
betere literatuur spelen zeker een rol. Ook
het seizoenspatroon is nauwelijks gewij
zigd. April-mei en juli-augustus scoren het
hoogst. Maart- en septemberwaarnemin-
gen blijven zeldzaam terwijl oktoberwaar-
nemingen (juiste determinatie?)
achterwege zijn gebleven (figuur 4).
10
11
V4
IW
ll
I
4
H
Fig. 4 Seizoenspatroon van de Poelruiter
in Nederland 1980-1990
19