68
Aarvederkruid
de Loosdrechtse Plassen dieper ingegaan
over de oorzaken en gevolgen van de voed-
selverrijking van het water.
Snoek, blankvoorn, baars en brasem wor
den wel als kensoorten van bepaalde viswa
tertypen beschouwd.
De OVB onderscheidt de volgende viswa
tertypen:
- Snoek zeelt type: naast het voorkomen
van snoek kenmerken dergelijke wateren
Een begroeiing van "ondergedoken" water
planten verschaft veel vissoorten, zoals deze
jonge baarzen beschutting tegen roofvyanden.
Daarnaast vinden ze er voedsel in de vorm van
allerlei waterdiertjes (foto OVB).
zich door de aanwezigheid van andere
vegetatie-afhankelijke soorten als ruis-
voorn, zeelt en kroeskarper.
- Overgangstype 1: in deze wateren profite
ren baars en blankvoorn van de toename
van de eutrofiëring. De snoekstand
neemt in betekenis af.
- Overgangstype 2: verdergaande eutrofië
ring is ook nadelig voor de baars. Water
planten komen nauwelijks meer voor.
Blankvoorn en brasem zijn de meest
voorkomende vissoorten. Verder neemt
de snoekbaarsstand in betekenis toe.
- Snoekbaars brasem type: geëutrofieerde
wateren waarbij de visstand voornamelijk
bestaat uit brasem en snoekbaars en
soms spiering. De snoekstand in derge
lijke wateren bestaat meestal uit enkele
zeer grote exemplaren.
Baars
De afhankelijkheid van baars van water
planten hangt waarschijnlijk samen met het
ontwikkelingsstadium van de vis.
Baarzen zetten vroeg in het vooijaar (eind
februari-begin maart) hun eistrengen af op
diverse strukturen onder het wateropper
vlak, zoals takken en stenenr Vanwege de
vroege paaitijd zullen waterplanten als paai-
substraat (ondergrond voor het afzetten
van eieren) een ondergeschikte rol spelen;
de meeste waterplanten zijn in deze tijd nog
niet tot ontwikkeling gekomen. Wanneer
de baarslarven uit het ei komen drijven ze
door de wind en stroming naar het open
water. In dit stadium zijn de larven vrijwel
doorzichtig. Dit biedt ze een zekere
bescherming tegen predatoren.
Na enkele weken ontwikkelen de vinnen
zich; verder verliest de baars zijn ondoor
zichtigheid door pigmentvorming. De
jonge baars zwemt dan terug naar de oever
zone. In dit volgende stadium is een
begroeide oeverzone van groot belang voor
de baars. Tussen de waterplanten bevinden
zich belangrijke voedselorganismen zoals
dierlijk plankton en diverse soorten insek-
telarven. Verder biedt de vegetatie bescher
ming tegen roofvissen zoals snoek en