oudere soortgenoten. Jonge baars (tussen
7-14 cm) schakelt over op vis als voornaam
ste voedselbron. Deze jonge baars jaagt in
scholen op jonge witvis. Een te dichte vege
tatie kan dan nadelig zijn: het belemmert de
baars in het bemachtigen van de prooivis.
Een bedekking van het water met water
planten van tussen de 15 en 30% wordt wel
als optimaal voor een baarsstand
beschouwd. Een uitzondering echter zou
gevormd worden door de meer brakke
wateren waarin de aasgarnaal voorkomt.
Dit kleine kreeftje kan een zeer belangrijke
voedselbron voor zowel juveniele als vol
wassen baars zijn.
In dergelijke wateren kan, ondanks het ont
breken van waterplanten, de groei van baars
goed zijn. Voorbeelden hiervan zijn het IJ
en het Haringvliet.
Blankvoom
Blankvoorn paait later (eind mei) in het sei
zoen. Vooral waterplanten met fijn ver
deelde bladeren zoals waterpest en fontein
kruid spelen een belangrijke rol als een aan
hechtingsplaats voor de kleverige eieren.
Jonge blankvoorns voeden zich 's nachts in
het open water met zoöplankton (kleine
kreeftachtigen zoals watervlooien). Over
dag houden ze zich schuil in de oevervege
tatie. Waterplanten spelen dus voor jonge
blankvoorn een belangrijke rol als bescher
ming tegen roofvissen.
Blankvoorns groter dan 15 cm schakelen
over op ander voedsel, zoals waterslakken
en driehoeksmossels. Waterplanten spelen
ook in dit stadium een belangrijke rol, voor
namelijk als foerageergebied. In het open
water krijgt de blankvoorn te maken met
concurrentie van de brasem. Deze vis kan
in het open water namelijk veel doelmati
ger zijn voedsel zoeken dan de blankvoorn.
Het verdwijnen van waterplanten zal dus
zeker negatieve gevolgen voor de blank
voorn hebben.
Naast het verschaffen van bescherming en
voedselgebied worden (vooral zachtere)
waterplanten door volwassen blankvoorn
gegeten.
Brasem
Brasem wordt wel beschreven als een vis
soort die vegetatie mijdt. De soort zou zelfs
profiteren van het verdwijnen van water
planten.
Ondergedoken planten kunnen een rol spe
len als afzetplaats voor het kuit, maar bra
sem kan net als de baars ook gebruik maken
van takken en rietstoppels als paaisubstraat.
In tegenstelling tot de blankvoorn trekt de
jonge brasem al snel naar het open water,
de hoge afgeplatte lichaamsbouw maakt ze
minder kwetsbaar voor roofvissen dan de
slankere blankvoorn.
Jonge brasem (tot 20 cm) voedt zich voor
namelijk met watervlooien. Deze filtreren
ze door middel van een kieuwzeef uit het
water. Deze kieuwzeef is veel fijner dan die
van de blankvoorn. Hierdoor kan brasem in
het open water veel efficiënter dierlijk
plankton als watervlooien bemachtigen.
Grote brasem voedt zich voornamelijk met
bodemorganismen als muggelarven en
bepaalde wormen. In dat geval kunnen
waterplanten de brasem zelfs hinderen bij
het vinden en verkrijgen van dit voedsel.
Hoewel brasem vaak in enorme aantallen
voorkomt in geëutrofieerd water, is de groei
meestal zeer slecht: brasems van 20 cm blij
ken soms wel meer dan 10 jaar oud te zijn.
Of brasem nu werkelijk profiteert van het
verdwijnen van waterplanten is dus nogal
discutabel en afhankelijk van wat men
onder "profiteren" verstaat.
Snoek
Over de relatie tussen snoek en waterplan
ten is in diverse OVB-berichten al het
nodige geschreven (zie o.a. OVB-
BERICHT 1985-3).
Snoek is een vis die het meest afhankelijk is
van (onder)waterbegroeiing. Dat is al het
geval vanaf het prille eistadium. De kleve
rige eitjes zweven na het afpaaien eerst vrij
in het water, waarna ze blijven kleven aan
waterplanten. Het snoekbroed dat uit de
eitjes komt, hecht zich gedurende de eerste
levensdagen aan waterplanten vast met een
kleeforgaan boven aan de kop ("hangend
69