snoekbroed"). Zonder waterplanten als
hechtingsplaats zouden eitjes of broedjes
naar de bodem zinken, waar ze verstikken
in de modder.
Waterplanten worden door kleine snoekjes
ook als schuilplaats gebruikt om plotseling
een nietsvermoedende prooi te overrompe
len. Verder bieden waterplanten bescher
ming tegen predatie door oudere soortge
noten: kannibalisme is bij snoek namelijk
heel gewoon.
Hoewel het niet precies duidelijk is welke
mate van bedekking met waterplanten voor
de snoek optimaal is, leidt het verdwijnen
van de vegetatie tot een sterke afname van
de snoekstand. In veel geëutrofieerde wate
ren bestaat de snoekstand slechts uit enkele
grote exemplaren die er niet in slagen om
de aanwas van witvis in toom te houden.
Bedekkingspercentages tussen de 20 en
80% worden als meest gunstig voor de
snoek beschouwd. In het eerste geval
bestaat de snoekstand voornamelijk uit
grote snoek. Bij een bedekking van 80%
komen voornamelijk kleine snoeken voor.
Belangrijk is echter wel dat er aan de water
plantenzone open water grenst: snoeken
In de jongere levenstadia is de snoek afhankelijk
van een begroeiing van waterplanten. Nadat de
eieren op waterplanten zjjn afgezet, hechten ook
de uitkomende snoekbroedjes zich met een
kleeforgaan bij de kop vast aan waterplanten.
Men spreekt wel van "hangend snoekbroed"
(foto OVB).
gebruiken het grensgebied tussen de vege
tatie en het open water als 'uitvalsbasis'
voor het vangen van hun prooi.
In principe heeft de toename van het aantal
waterplanten in een water een positieve uit
werking op de visstand. Immers, met deze
toename wordt het aantal habitats
(geschikte leefgebieden) groter, en kan een
grotere variatie aan vissoorten het water
bewonen. Een te dichte waterbegroeiing is
evenwel weer nadelig voor vis. Vooral als
het water veel meststoffen bevat, zal een
water zonder waterplantenbestrijding snel
dichtgroeien. Hierdoor kunnen ondermeer
sterk wisselende zuurstofgehalten ont
staan, die nadelig kunnen zijn voor de vis
(overdag hoog, 's nachts laag). Verder zou
een dichte waterplantenbegroeiing vissen
kunnen hinderen bij het voedselzoeken en
het voedselbemachtigen. De gulden mid
denweg is dus waarschijnlijk ook voor de
visstand het beste: een begroeiing die het
midden houdt tussen helemaal open en
volkomen dichtgegroeid. Voor onder
andere het snoek-zeelt type is het helaas
nog niet helemaal duidelijk wat nu die opti
male begroeiing is. Waarschijnlijk spelen
ook het type vegetatie en de daarin aanwe
zige soorten waterplanten een rol. In de
toekomst zou hier vanuit het onderzoek
nogeens extra aandacht aan moeten wor
den besteed.
Kraal, M. 1991). De invloed van makrofyten
op de visstand in de Nederlandse binnenwate
ren. Organisatie ter Verbetering van de Bin
nenvisserij, Nieuwegein.
Het rapport is te bestellen door overmaken
van f 15,-(d.i. incl. verzendkosten) op post-
banknr. 595 OOOt.n.v. OVB Nieuwegein. o.v.v.
"rapport waterplanten
70