Groepsgrootte en verspreiding Biotoop In het oosten en noordoosten van Neder land is het aantal overwinterende Water- hoenen lager dan in het westen en midden (SOVON 1987). Atgaande op het door SO- VON (1987) geschatte winteraantal, be droeg aan het begin van de jaren tachtig de gemiddelde dichtheid voor geheel Neder land minder dan 2 ex. km2 (SOVON 1987) De dichtheid in Zeeuws-Vlaanderen is ho ger dan het gemiddelde, maar lager dan de beste gebieden in Nederland en Vlaande ren. Dit komt omdat Waterhoenen sterk gebonden zijn aan grasland (figuur 2) en Zeeuws-Vlaanderen maar voor ca. 5 uit grasland bestaat. Het gebied nabij Middel- kerke (West-Vlaanderen) daarentegen be staat voor 40-45% uit grasland. In Midden-Zeeuws-Vlaanderen werd in de winters van 1989/90, 1990/91 en in 1991/92 een 8.100 ha groot gebied in zijn geheel op Waterhoenen geteld. Er werden respectievelijk 579, 524 en 548 ex. waar genomen. Afgaande op het verschil tussen de verschillende jaren, overwinteren er in normale winters in Zeeuws-Vlaanderen 4.600 tot 5.100 Waterhoenen. Het zou in teressant zijn, in elk geval in een deel van het gebied, eens een telling uit te voeren tijdens en na een strenge winter. Ruim de helft (51 van de groepen was kleiner of gelijk aan drie. De groepsgrootte bedroeg gemiddeld 9,4 ex. In West-Vlaan deren waren de groepen gemiddeld 11,3 en in Midden-Nederland 10 ex. groot (Beyen 1991, Jonkers 1974). De grootste groepen werden aan het uitwa teringskanaal nabij Oude Stoof 112 ex.) de Achterste Kreek te Hoek (105 ex.) en de Grote Vogel (111 ex.) gezien. De zuidelijke uitlopers van de Otheense Kreek, de lei ding ten westen van het Kanaal van Gent naar Temeuzen, de Graauwse Kreek en in de omgeving van Hulst waren belangrijke concentratiegebieden. In akkerlandgebie den met een ver doorgevoerde ontwater ing, waarvan er liggen rondom het Groot-Eiland, in de kop van Ossenisse en tussen Philippine en Sas van Gent werden maar weinig Waterhoenen waargenomen. (zwart: niet geteld gestreept: niet volledig geteld) Waarnemers vermeldden van 2.145 Water hoenen het biotoop. De vogels foerageer- den voor 79 in grasland. In figuur 2 wordt een overzicht gegeven van de biotoopkeu ze. Ter vergelijking zijn ook de resultaten van het onderzoek in West-Vlaanderen op genomen. De overeenkomst is opvallend. Oost-Zeeuws-VI. West-Vlaanderen Grasland (incl. gazons) 79 72 Water/slik 11 13 Akker 9 9 Diverse 1 5 Figuur 2:Biotoopkeuze van Waterhoenen in de winter van 1991/92 in Oost-Zeeuws- Vlaanderen en in de winter van 1990/91 in de kustpolders nabij Middelkerke (West- Vlaanderen). Gegevens van West-Vlaan deren naar Beyen 1991. Nagenoeg alle Waterhoenen hielden zich op in de onmiddellijke omgeving van water; vooral op plaatsen met riet, (over het water hangende) struiken en ruigten. Dit zijn aan trekkelijke plaatsen, omdat de vogels er bij gevaar dekking vinden en er bovendien de nacht in door kunnen brengen. In de Braak manpolder en bij de brug van Sas van Gent werd gezien dat de vogels sociaal in strui ken sliepen. Op heel wat andere plaatsen sliepen de vogels in riet. 126

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1992 | | pagina 14