Dc rest bestaat uit agrarisch gebied. Van het totale oppervlak is circa 5% in gebruik als grasland en de rest (80%) als akkerland. De belangrijkste gewassen die daarop worden geteeld zijn granen, aardappelen, suikerbieten, peulvruchten, vlas en graszaad. Het overgrote deel van de akkers wordt in het najaar geploegd. In de winter zijn stoppelvelden schaars. De akkers bestemd voor de teelt van wintergranen worden in het najaar ngezaaid en de percelen graszaad worden dan gemaaid. De Patrijs n figuur 1 zijn de resultaten per l lgebied weergegeven. In totaal werden 463 Patrijzen verdeeld over )94 groepjes die in grootte varieerden van 1 tol 11 ex. geteld. De gemiddelde groepsgrootte droeg 2,4 Dat is lager dan in 1991. oen bedroeg de gemiddelde roepsgrootte 4,4. De geringere groepsgrootte wordt veroorzaakt door het uiteenvallen van de familie)groepen als in de loop van ebruari dc paarvorming plaats i n d tHoe later de lelling hoe cringer de groepsgrootte. De telling m 1994 was tien dagen later dan die in 1991. Dok het aantal Patrijzen was lager n in 1991. In hetzelfde gebied vaar in februari 1991 675 ex. werden geteld, verbleven in ebruari 1994 382 ex. Een afname met maar liefst 43%. In 1991 werd het totaal voor geheel dden-Zeeuws-Vlaanderen geschat 875 ex. In 1994 werden in hetzelfde gebied 467 ex. geleld. Het antal wordt geschat op 480. De ichtheid berekend met behulp van de geschatte aantallen bedroeg respectievelijk 10,8 ex. per km" en ,9 ex. km2. Figuur 1: Het voorkomen van de Patrijs op 21- 28 februari 1994 in Midden-Z.Vl. In de dik omlijnde gebieden waren de aantallen hoger dan in februari 1991 (zie tekst) Waarom de Patrijs in korte tijd zo sterk is afgenomen, is niet duidelijk. Mogelijk spelen het natte najaar en de natte winter een rol. Als dat het geval zou zijn, kan bij een volgende telling het aantal weer hoger liggen. Ofschoon in totaal sprake was van een afname, waren er twee gebieden waar de soort was toegenomen. In het ene gebied, gevormd door de Goesche-, de Sluis en de Oud- Zevenaarpolder, nam het aantal toe van 41 tot 59 ex. In het andere gebied, gevormd door de Dijkmeester-, de Mossel- en de Kleine Stellepolder, nam het aantal toe van 36 ex. in 1991 tot 67 ex. in 43

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1994 | | pagina 21