- Boerenwormkruid. Langs de wegen komen we dit vaak tegen.
Het is een overblijvende plant met rechtopgaande, kantige stengels. Mooi
donkergroen geveerd blad. De stengels eindigen in een schermvormige tros
gele bloemen, die enkel bestaan uit buisbloemen. Als men de bladeren
kneust, ruikt de plant heel eigenaardig. Er wordt gezegd dat gedroogde
planten naar kamfer ruiken.
Vroeger gaf men deze plant aan
het vee als deze last hadden van
wormen. Ook schijnt het blad
voor een bepaald eirergerecht
gebruikt te worden. Op warme
zomerdagen kunnen we op de
bloemen fraai getekende nacht
vlindertjes aantreffen, b.v. Ce-
lypha triana (inderdaad géén
Ned. naam). De tuinvorm van
deze soort heeft groter bloemen
maar ze ruikt hetzelfde als de
wilde soort.
Boerenwormkruid
Wilgenroosje.
De eerste plant vaak die open stukken in het bos
koloniseert is het wilgenroosje met de mooie roze
bloemen.
Het is trouwens helemaal niet verwant aan de rozen.
De overblijvende plant kunt u gerust in de tuin
zetten, alleen wel in de gaten houden. Het pleegt
zich nogal sterk uit te breiden.
De plant houdt van een zanderige bodem. Heel vroeger
werden de jonge blaadjes als thee gebruikt.
Het wilgenroosje is ook de voedselplant voor de
Olifantrups. Later wordt dit de mooie Avondrood
nachtvlinder. De rups houdt er een heel aparte dreig
houding op na. De rups trekt zijn kop in zodat het
borststuk bijna twee maal zo dik wordt. De twee
eerste vlekken zien er dan uit als ogen.
Om je bijna volledig de schrik op het lijf te
jagen begint hij dan nog wild met de kop heen en
eer te schudden.
93