De lamellen onderaan de hoed staan dicht opeen en zijn roomkleurig. De
steel is wit, wordt spoedig hol en heeft bovenaan een witte, gladde, onge
groeide, smalle ring. Vaak is de ring afwezig. De basis van de steel is knol
achtig. Aan de bovenkant heeft de knol een lage rand met daarboven vaak
1-3 scheve ringen. Bij doorsnijden blijft het vlees onveranderlijk wit.
De paddestoel groeit in loofbossen en meestal in de buurt van eiken.
Samengevat: kenmerkend zijn de ongegroefde ring en het niet verkleurende
vlees.
De Parelamanict (B).
Een heel kenmerkend iets van de Parelamanict l.o.v de Panteramaniet is
het ontbreken van een rand aan de knol. Wel heeft de parelamanict enkele
wratachtige gordels. De ring vertoont groefjes.
De hoed is lichtbruin met wittige tot bruinige vlokken.
Maar een echt builenkcnmerk is de roodverkleuring van het vlees bij be
schadiging.
In het volgende nummer zullen we een aantal speciale winterpaddestoelen
bekijken.
109