HET ZAL JE TOCH MAAR OVERKOMEN door George Sponselee Voor hij weer aan zijn zoveelste reis over de wereldzeeën begon, had ik •dit voorjaar nog even kontakt met Mare Buise, een Hulstenaar zoals ik. Begin of half mei van dit jaar moet dat geweest zijn, als ik het wel heb. - Zie jij wel eens een sperwer daar in die woonwijk van jullie aan de noordkant van Hulst, niet van de winter, maar nu? - Ja, twee keer zag ik in een flits een vogel overvliegen waarvan ik dacht: verdraaid, dat lijkt wel een sperwer; nu nog, zo laat in het seizoen. - Afgelopen weken heb ik al een paaar maal een exemplaar de rondweg zien overvliegen, telkens die kant van jullie op. Die opmerking deed nog een ander belletje rinkelen. In het voorbije voor jaar (van 1994) had ik ergens niet ver weg een paar keer een geluid ge hoord dat klonk als kie-kie-kie of kè-kè-kè. Lijkt wel een torenvalk dach ten we toen, maar omdat we het meer van zien dan van horen moeten heb ben, namen we het maar voor kennisgeving aan. Toch eens in de Vogelgids gekeken na dat gesprek met Mare. Voor de sper wer staat er: in de broedtijd een luid en vlug kek-kek-kek. Voor de toren valk: een schel herhaald kie-kie-kie. Ja, dat verschil is niet zo gek groot en als je dan in geluiden toch al geen ster bent, is het natuurlijk zoiets als het verschil in smaak tussen kraanwater en leidingwater. Toch ga je dan wat beter letten op alle signalen om je heen, Soms ook krijg je informatie van onverwachte zijde. De schilder, een vogelliefhebber maar direkt geen kenner, die rustig een kozijn stond te bewerken wist op 5 juli te vertellen dat er zeker vijf minuten lang een roofvogel in een van de bomen gezeten heeft. Zoiets als een tortelduif zo groot. Bij de turksc tortels was je ook al iets opgevallen: er waren er veel met beschadigingen, veren uit de borst en zo. Alsof ze hadden leren blindvlie- gen en hier en daar eens een tak of een draad geraakt hadden. Er was ook al iets aan de hand met de aantallen. Iedere morgen als de sierduiven hun voer kregen, waren er vier min of meer regelmatige gasten. Het koppeltje uit de vlakbij staande wilde pruimenstruik, behoorde daar zeker toe. De eieren waren vast al uitgekomen, want je zag niks wits meer doorschemeren door het fragiele, op drie meter hoog liggende nest. De veronderstelling was juist, want langzaam zag je de jongen over de rand van het nest heengroei- en. Onvoorstelbaar hè, terwijl je bijna dagelijks eksters hoort schetteren in de elzeboom die half over de pruim heenwelft! Het aantal tortels groeide aan tot ruim tien: de zomertortel die ook binnen een straal van vijfentwintig meter broedt, koert wel dag aan dag, maar komt nooit -zichtbaar- op het voer. Vrij snel daalde later het aaantal turkse tortels tot twee, hooguit vier die ren. Niet verontrustend, want in de omgeving zitten er nog genoeg. Een paartje, denkelijk dat met de nog maar net uitgevlogen jongen, over nacht in de pereboom, want iedere ochtend zit de aalbessenstruik die eron der staat, onder de uitwerpselen. 136

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1994 | | pagina 18