f. EEKHOORNS IN OOST ZEEUWS-VLAANDEREN De afgelopen decennia komen ons met de regelmaat der klok meldingen van Eekhoorns ter ore. Daarna is het veelal een tijdje rustig. Het leek ons zinvol om alles wat tot nu toe aan materiaal is verzameld te bundelen ten einde een idee te krijgen over de status van de soort ten onzend. Hiertoe is uit voerig geput uit de notities gemaakt door E. Taelman. Inzage in zijn aan tekeningen vormde de aanleiding tot het schrijven van deze bijdrage. Eekhoorns zijn het actiefst in de vroege ochtenduren en 's avonds, maar laten zich o.h.a. weinig zien. Hun aan wezigheid is gemakkelijk vast te stellen aan de hand van vraatsporen. Het meest voorkomende vraatspoor bestaat uit sparre- en dennekegelsdie syste matisch worden afgekloven om de zaden van tussen de schubben te halen. De aangeknaagdekegel, losse schubben, vliesjes en gehalveerde zaaddopjes blijven als maaltijdresten over, in hoopjes wanneer de Eekhoorn op de grond heeft zitten eten, meer verspreid als hij op een boomtak heeft zitten knagen (Lange et al. 1994). In Nederland was de soort in het verleden weinig talrijk en het versprei dingsgebied minder groot dan nu. In door M.A. Buise een thans bosrijke provincie als Noord- Brabant vestigde de soort zich pas op het eind van de negentiende eeuw, waarschijnlijk na de bosaanleg - met overwegend naaldhout - ter beteuge ling der woeste gronden zoals dat altijd lyrisch in vroegere aardrijkskunde boeken werd vermeld. Voordien ontbrak de soort daar (Broekhuizen et al. 1992) Vermoed wordt dat het areaal en ook de stand van de Eekhoorn in Nederland zich, geholpen door talloze uitzetacties, tot ca. 1960 uitbreidden. Daarna ver dwenen ze op veel plaatsen in korte tijc met een dieptepunt omstreeks 1970. Hoewel de werkelijke oorzaak niet is vastgesteld wijzen waarnemingen en onderzoek elders erop dat ziekten een belangrijke rol gespeeld hebben (Broekhuizen et al. 1992). In de loop van de jaren 70 en 80 herstelt de stanc zich in grote delen van Nederland en vindt (her)kolonisatie plaats. Buise Sponselee (1978) merkten indertijd op dat voor zover uit gegevens bleek na te gaan de Eekhoorn nooit inheems is geweest ten onzend. Opgaand naaldhout of oude gemengde bossen met veel naaldhout - het voorkeurshabitat - kwamen hier van nature gewoon niet voor. Een belang rijke voedselbron om de winter door te komen - zaden van den en spar - ontbrak aldus. V iri PO* 6 3 EEKHOORN-waamemlngen

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 24