mm
m
mm
T
Pagina 24
Dit dier is opgezet door G. Prang
te Nieuwvliet. Thans worden in
de omgeving regelmatig
vraatsporen - o.a. in jonge
sparreaanplant - opgemerkt (C.
Smet). Voor een deelpopulatie
van de aangrenzende Belgische
biedt het waterwingebied ons
inziens goede mogelijkheden.
In 1975 is er een eerste zicht-
melding uit het waterwingebied
van Clinge. Daarna worden tus
sen 1975 en 1978 enige malen
1-2 dieren waargenomen door
wandelaars en omwonenden.
Totaal zouden aldaar een drietal
dieren verblijven. De terrein
beheerder is echter zeer positief
in z'n uitspraak dat de soort niet
voorkomt (Buise Sponselee
1978).Tussen 1978 en najaar
1985 zijn er geen meldingen uit
dit gebied (Buise Vonk 1985).
In die tijd leefde in de bosge
bieden van "De Stroper" ten
zuidoosten van Clinge in Belgie
een kleine populatie. Dieper
oost-Vlaanderen in was de soort
plaatselijk algemeen met schom
melende populaties (Criel et al.
1983). Influx vanuit Belgie was in
die tijd mogelijk. Desondanks zijn
er uit de jaren tachtig geen
waarnemingen gedocumenteerd.
Pas na 1989 worden nu en dan
vraat-sporen of dieren opge
merkt zoals op 1.6 en 12.8.91
door E. Tael-man. E. Bogaert,
een frequent bezoeker van het
gebied, kon dit bevestigen.
Op 10.10.92 werden tijdens een
excursie in het kader van de
nationale vogelkijkdag o.l.v. E.
Bogaert 2 eekhoorns bijeen
gezien (Dagblad De Stem 14
oktober 1992). Vooral in 1993 en 1994 neemt
het aantal meldingen - door veelal
wandelaars - sterk toe. Meestal betreft het 1-
2 soms 3 exemplaren bijeen. Uit gesprekken
met omwonenenden blijkt dat vaker
Eekhoorns word-en opgemerkt in de
aangren-zende tuinen van Gravestraat,
Bisschopdreef en Molenstraat (med. E.
Taelman). Ook is er reproductie want er
worden jonge dieren waargenomen. Het
eerste gedocumenteerde geval dateert uit
1991 (12.8 E. Taelman). Ook in 1993 is er 1
gedocumenteerd geval (E. Taelman).
Bovendien zijn er een aantal vondsten van
dode en zieke dieren die het voorkomen
bevestigen (Dagblad De Stem 26 mei 1994).
En last-but-not-leastzijn er - voor wie er
oog voor heeft - volop vraat-sporen te
vinden. Het lijkt erop dat de Eek-hoorn vaste
voet begint te krijgen in dit bos-gebied. De
grootte van het gebied alsmede de samen
stelling van het houtbestand lijken ons thans
gunstig voor het voortbestaan van een
levensvatbare populatie. We beschikken over
onvoldoende gegevens om een aantal
schatting te maken.
In 1977 wordt 1 exemplaar gemeld uit de
bossen bij de Opperstraat (Buise Sponselee
1978). Het blijft bij dit ene geval.
In 1985 wordt de aanwezigheid van de soort
vastgesteld te Koewacht. In mei en juni van
dat jaar wordt zo nu en dan 1 exemplaar
waargenomen door bewoners van de Nieuw-
straat. (Buise Vonck 1986). L. Persijn stelt
op 18 augustus vraatsporen vast.
Waarschijnlijk betreft het hier een ontsnapt,
losgelaten of vanuit Belgie verdwaald dier.
Van na 1985 zijn er geen meldingen.
Samenvattend kunnen we stellen dat na een
aantal mislukte pogingen (al dan niet
veroorzaakt door uitgezette of ontsnapte
dieren) de Eekhoorn sinds kort - in de loop
van de jaren negentig - vast voet heeft