DE GEVOLGEN VAN DE IEPEZIEKTE VOOR DE PADDE-STOELENFLORA door Wim Kuijs De iepeziekte wordt veroorzaakt door de zwam Omphiostoma ulmi. die wordt overgebracht door de lepespintkevers. De iepeziekte begon al in 1929; toen werden om die reden al iepen gerooid bij ons in de straat. De laatste decennia heeft de iepeziekte zijn kop weer opgestoken, zodat alleen al in Zeeland tien duizenden iepen gerooid moesten worden en nog is het eind niet in zicht. De stammen werden aanvankelijk geschild en afgevoerd, de schors en de takken verbrand waardoor prachtige brandplekken ontstonden met gevolg vele brandplekpaddestoelen. Thans worden er nog steeds aan de lopende band iepen gerooid, op afgelegen plaatsen uit het zicht van het publiek en gemeen telijke overheden worden iepen afgezaagd en blijven de stammen liggen. Op die stammen komen ver schillende soorten paddestoelen voor, zoals Flammulina velutipes, het Fluweelpootje. Op het zaagvlak van die stammen groeit dan na enige tijd Rhodotus palmatus, de Zalmzwam; een prachtige vrij grote zalmkleurige plaatjeszwam. Op de iepestobben komt Auricularia mesen- terica, het Viltig judas oor, na verloop van tijd. Ook verschil lende soorten inktzwam- men maken gebruik van dit substraat. Zelfs Armillariella mesenterica, de Honingzwam, heb ik al op die iepe- stammen gevonden. Op verschillende plaatsen kwam Auleuria aurantia, de Grote aderbekerzwam, bij iepestobben voor waar nog oud zaagsel op de bodem lag. Nu kom ik terug op de brandplekken. In verband met maatregelen tegen luchtverontreiniging mag er geen hout meer verbrand worden, zodat we de brandplekpaddestoelen zullen moeten missen. Er worden steeds meer iepe- takken en ander hout versnipperd en soms op hopen in het bos afgezet, maar ook veel als verharding van bospaden gebruikt. Deze houtsnippers vormen dan weer een bron voor een interessante paddestoelenflora. Er komen soorten voor zoals Coprinus lagopus, het Hazepootje, de nestzwammetjes Cyathus oila en Cyathus striatus, respectievelijk het Bleek nestzwammetje en het Gestreept nestzwammetje, Mutinus caninus, de Kleine stinkzwam, Psathyrella conopilus, de Langsteel franjehoed, Peziza vesiculosa, de Vroege bekerzwam en nog vele andere. Uit het voorgaande zien we wat de gevolgen kunnen zijn van een veranderd beheer, waardoor andere biotopen ontstaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 19