GRONDELEENDEN EN STELTLOPERS. Samenvatting uit het rapport "Grondeleenden en Steltlopers in Zeeuwsch- Vlaanderen, Broedvogelinventarisatie 1994" uitgegeven door "De Steltkluut" en 't Duumpje". In het voorjaar van 1994 werd geheel Zeeuwsch-Vlaanderen door de Vogelwerkgroepen van 't Duumpje en De Steltkluut voor de derde keer geïnventariseerd op grondeleenden en steltlopers. De vorige onderzoeken vonden plaats in 1983/1984 en 1989. Omdat al sinds de jaren vijftig voge laars, belangstelling heben getoond voor de meeste soorten binnen deze groepen, beschikken we nu over gegevens die kunnen worden getoetst aan de veranderingen die plaats vonden in het broedbiotoop van deze soorten. De groep van grondeleenden en steltlopers kan worden gesplitst in pionier- en weidevogels. Pioniervogels broeden op kale grond in recent ontstane spaarzaam begroeide gebieden en weidevogels op plaatsen met een grazige of daar op gelijkende vegetatie. Oorspronkelijk broedden in Zeeuwsch-Vlaanderen pioniervogels buitendijks op stranden, zandplaten en schorren en binnendijks op in het voorjaar door verdamping droog vallende kreekoevers. Voor pionier vogels is veel geschikt broedbiotoop verdwenen: buitendijks vooral door kustrecreatie en in mindere mate door opslibbing van schorren waardoor deze hoger zijn komen te liggen en begroeid raakten met (dichte) schorrenvegetatie en binnendijks omdat kreekoevers door handhaving van een tegennatuurlijk waterpeil (hoog tijdens het broedseizoen en laag in de winter) in het voorjaar en de zomer niet meer droogvallen. Het gaat in Zeeuwsch-Vlaanderen dan ook slecht met de pioniervogels. Voorheen broedden van Strandplevier en Kluut een substantieel deel van de toch niet geringe Nederlandse popu latie in Zeeuwsch-Vlaanderen.Voor de Kluut geldt dit niet meer, voor de Strandplevier nog wel, omdat het met deze soort nergens goed gaat. De afgelopen veertig jaar hebben pioniervogels in Zeeuwsch-Vlaande ren geregeld geprofiteerd van grote infrastructurele werken zoals bedijk ingen, opspuitingen en de aanleg van industrieterreinen. Behalve de Kluut en Strandplevier, pioniervogels van het buitendijkse, heeft daar ook de meer aan zoet water gebonden dus "binnendijkse" Kleine Plevier van geprofiteerd. Door genoemde werken ontstonden voor deze soorten op het oorspronkelijke biotoop gelijkende gebieden, waarin ze zich tijdelijk vestigden. Hieruit blijkt dat indien de voorwaarden voor pioniervogels worden gecreëerd, ze zich er onmid dellijk vestigen. Maatregelen ten gunste van deze eens voor Zeeuwsch-Vlaanderen karakteristieke soorten hebben dan ook gegaran deerd succes. Voor pioniervogels zou men binnendijks vlak onder de zeedijk inlagen kunnen aanleggen waar ze, omdat ze er geen last van hoog water en betreding hebben, kunnen broeden. Voor het voedsel kunnen ze

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 22