immyy?
KONINGINNEPAGE (Papilio machaon) in Oost
Zeeuws-Vlaanderen. NA COME-BACK in 1992
weer BACK TO ZERO
Inleiding
Verslag en visie van Joop de Bakker en Eddy Taelman
De Koninginnepage is een gewiekste nomade die de landschappelijke
verscheidenheid benut en voor iedere generatie geschikte waardpianten
opspoort in zijn areaal dat zich uitstrekt van Noord-Noorwegen tot Noord-
Afrika en van West Frankrijk tot Japan.
Een onverwachte ontmoeting met
deze vlinder doet bij veel mensen de
adem in de keel stokken, doet ze
panisch naar het foto toestel grijpen,
hysterisch naar de buren roepen of
opgewonden naar de telefoon rennen
om deze bijzondere ervaring te
kunnen verwerken of te kunnen delen.
Komt het door de grootte, de
exotische kleuren of door de speciale
manier van vliegen van deze vlinder
of zijn het sterke jeugdherinneringen
uit de tijd dat je als kind vol bewonde
ring naar de fraai getekende rupsen
op het "pee"-loof mocht kijken en de
rupsen in een wekfles met een stukje
gordijn (vitrage) liet verpoppen en
uitkomen?
Zullen volgende generaties dit ook
nog mogen en kunnen beleven? Als
we de alarmerende cijfers van de
recent gepubliceerde Rode Lijst van
bedreigde dagvlinders in Nederland er
op naslaan wordt de kans steeds
kleiner, want ook de Koninginnepage
prijkt op de lijst van de bedreigde
soorten.
NEDERLAND
In Nederland is de Koninginnepage
een cultuurvolger en plant zich vrijwel
uitsluitend voort op gecultiveerde
peen. De vlinders zijn meest in tuinen,
parken en dergelijke te vinden. De
Koninginnepage heeft in Nederland in
het verleden enkele bloeiperioden
gekend, afgewisseld met soms lange
perioden van grote zeldzaamheid.
Vanaf 1900 bestaat er gedetailleerde
informatie over het voorkomen van de
soort in deze eeuw.
Tussen 1901-1930 werd de soort
verspreid gevonden en was in de
twintiger jaren zeker niet algemeen. In
de warme periode tus-sen 1930-1950
is er een enorme toename en wordt
hij algemener dan hij ooit was en
worden flinke aantallen vlinders waar
genomen in het hele land. In 1949
begint de achteruitgang en het diep
tepunt valt in de koude en natte
eerste helft van de zestiger jaren en