DUNBEKMEEUWEN LARUS GENEI EEN SENSATIONELE WAARNEMING. door M. Capello, A. Wieland en W. Manu Net als bijna iedere najaarsmorgen waren enkele vogelaars op 30 oktober 1993 de trek aan het bestuderen langs Trektelpost 't Hellegat. De ochtend begon, tot ergernis van de tellers mistig, maar om omstreeks 09.30 uur trok deze op. Daarna werd het half bewolkt. De windrichting was oostelijk kracht drie, waardoor de trekkende vogels laag over de dijk langs de tellers vlogen. Over het algemeen was de trek niet bijzonder sterk, toch werden enkele regionale bijzonderheden waarge nomen. Zoals: een adult winter Zwartkopmeeuw,twee Grauwe Gorzen, twee IJsgorzen, vijf Sneeuwgorzen, twee Appelvinken en drie Pestvogels. De laatste soort was nieuw voor de telpost. De spectaculairste soort zou echter pas om 11.30 uur langsvliegen. sloping forehead accentuates Pill length adult- Toen namelijk zag M. Capello twee 'lichte' meeuwen op ongeveer 125 meter afstand van de tellers de zeedijk overvliegen. De vogels moeten laag het schor en de slikken hebben overge vlogen, het was namelijk laag water, daar we ze niet eerder hadden opgemerkt. Ze vlogen op ongeveer 50 centimeter naast elkaar en toonden geen interesse in de alom aanwezige Kokmeeuwen. Een Kokmeeuw vloog ongeveer op tien meter achter de beide 'lichte' meeuwen en daardoor kon een goede vergelijking worden gemaakt tussen beide soorten. De eerste indruk die de vogels gaven leek op die van adulte Zwartkopmeeuwen zonder zwarte vlekken op de kop en zwarte vleugelpunten. Deze indruk verdween na ongeveer vijf seconden daar de kenmerken niet overeenstemden met die van een Zwartkopmeeuw. Daarna ging de gedachte uit naar een afwijkende albino Kokmeeuw. Daar beide vogels identiek waren getekend leek ook dit niet voor de hand liggend. Na ongeveer 10 seconden opperde M.Capello de gedachte dat het hier om twee Dunbekmeeuwen moest gaan. Hij maakte de medetellers hierop attent en samen noteerden zij alle kenmerken. W. Mahu en M. Capello hadden de soort eerder dat jaar al veelvuldig in de Ebro-delta gezien en hadden dus de nodige ervaring met de soort. A. Wieland kon echter na bestudering van de genoteerde kenmerken ook niet anders concluderen als dat het Dunbekmeeuwen moesten zijn. Toen de vreemde meeuwen de zeedijk passeerden, bleven ze deze zo'n 100 meter volgen, waardoor ze ons steeds dichter naderden. Toen de vogels ons tot op ongeveer 30 meter waren genaderd veranderden ze weer van koers en vlogen landinwaarts richting

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 16