Pagina
15
Kloosterzande. De vogels vlogen
gedurende de waarnemingstijd op
ongeveer vijf meter boven de grond, dit
bleven ze ook doen toen ze over het
akkerland vlogen. De vogels toonden
totaal geen interesse voor het onder
zich liggende gras-en bouwland.
Ongeveer drie minuten na de
ontdekking verdwenen de vogels uit het
zicht.
Het feit dat dit volgens de waarnemers
de eerste waarneming zou zijn voor
Nederland maakte de waarnemers heel
nerveus. A. Wieland pakte vrijwel
onmiddellijk nadat de vogels uit het
zicht waren verdwenen de fiets en ging
op de nabije camping de vogellijn
inspreken. R.Sponselee uit Walcheren,
die een pieper heeft, werd ook nog
getracht te bereiken maar dit lukte
helaas niet. Met deze pieper kan
namelijk direct een aantal vogelaars
worden gewaarschuwd dat er een
bepaalde soort ergens in Nederland is
waargenomen. Dit doen zij d.m.v. het
ingeven van diverse codes. Nadat A.
Wieland na ongeveer tien minuten weer
terug was gekomen is hij met W. Manu
direkt de omringende bouwlanden gaan
afspeuren naar de vogels. Ze werden
helaas niet meerteruggevonden. Indien
de vogels zouden zijn teruggevonden
dan had dit zeker tot een rush van vele
honderden nederlandse en belgische
vogelliefhebbers geleid.
De hiernavolgende soortomschrijving
werd gemaakt, dit had betrekking op
beide vogels:
Grootte en bouw:
Grootte van Zwartkopmeeuw (goed te
vergelijken met de vlakbij vliegende
Kollmeeuw). Langere vleugels dan
Kokmeeuw, doch ogenschijnlijk spitser
dan die van een Zwartkopmeeuw.
Rondere borst en lange puntige kop
door plat voorhoofd. Dit kenmerk was
ook heel duidelijk bij de vogels in de
Ebro-delta. De vaak aanwezige rossige
waas op onderdelen werd niet gezien.
black-tipped primaries
Kop:
Deze was duidelijk plat en geheel wit.
Geen van de vogels had ook maar een
spatje zwart op de kop. De donkere
ogen vielen duidelijk op. De lichte iris
kon niet worden waargenomen maar dit
kenmerk is slechts van heel dichtbij te
zien. Verder hadden de vogels een
lange donkere snavel die licht naar
beneden gebogen leek te zijn. Tevens
hadden de vogels een langere nek dan
een Kokmeeuw, waardoor de lichamen
van de vogels nog spitser overkwamen.
Dit kenmerk viel ook altijd op bij de
vogels geobserveerd in de Ebro-delta.
De snavel behoort diep rood te zijn, dit
kon echter niet worden waargenomen.
Ook dit kenmerk is slechts van heel
dichtbij te zien.
Vleugels en bovendelen:
Dit, tesamen met de witte kop, viel als
eerste op bij de vogels. De bovendelen
van de vleugels waren namelijk heel
licht getint, echter niet wit. Ze waren
wel lichter van kleur dan de
bovenvleugelsvan een Kokmeeuw. De
vleugels waren in vergelijking tot die
van een Kokmeeuw duidelijk langer,
doch spitser dan die van een
Zwartkopmeeuw. De buitenste
handpennen waren net als bij een