Pagina
12
Conclusie
Er is in 20 jaar tijd het een en ander
veranderd. Allereerst het aantal
bomen. Op beide lokaties zijn er
bomen verloren gegaan, waarschijnlijk
gewoon door slijtage en ouderdom.
Waren er in '74 totaal nog 73 bomen,
2 decennia later zijn dat er maar 55
meer. Dit is een afname van 24,7
Dus ook al is het onderhoud van de
bomen gewaarborgd, dan nog 'boer je
langzaam achteruit'.
doen ongeveer hetzelfde, al waren ze
in het algemeen rijker begroeid: 2,6 in
1974 en 2,3 in 1994. Ook een aardige
vergelijk is het percentage van de
bomen dat een begroeiing had. In
Mauritsfort was dit 69 in '74 en 65
in '94. Ook hier doen de
Steenovens het iets beter: maar liefst
95 in '74 tegen 83 in '94.
Algemene slotconclusie luidt dat
naarmate de bomen ouder worden de
Het aantal soorten wat gevonden is
laat zich wat moeilijker vergelijken,
met name omdat de groep 'grassen' in
'94 intensiever is onderzocht. Wel kun
je van de overige soorten
veranderingen zien.
Enkele opvallende zaken:
Flink achteruitgegaan of zelfs
verdwenen zijn: Meidoorn, Bitterzoet,
Hondsroos, Braam en Fluitekruid. Ook
is de enige vondst van
Mannetjesvaren verleden tijd. Daar
staat tegenover een toename van
enkele soorten zoals Kleefkruid en Es,
maar vooral zeer spectaculair:
Kruisbes. Het lijkt wel of deze
stekelsoort andere stekelsoorten heeft
verdrongen. Bij deze vergelijk laten
we de grassen buiten beschouwing.
Het gemiddeld aantal soorten per
boomwas voor Mauritsfort 1,69 in
1974 en 1,65 in 1994. De Steenovens
begroeiing vanzelfsprekend ook
verandert. In de onderzoeksperiode is
er sprake van bomen in een
zogenaamde aftakelingsfase. De
vermolming van de stam en knot is
dusdanig vergevorderd dat soms
alleen nog maar een stuk bast
overblijft. Logisch dat er dan voor
plantengroei in de knot geen plaats
meer overblijft. Sommige soorten
echter kunnen zeer lang stand
houden, zoals blijkt uit het voorkomen
van de Eikvaren in de Steenovens.
Voor zover mij bekend de enige
groeiplaats in knotwilgen voor wat
Oost Zeeuws-Vlaanderen betreft. Het
onderstreept des te meer het belang
van de knotwilg als natuurelement.
Geraadpleegde bron:
Buise, M.A., 1982: knotwilgen als gastheren voor
andere planten. Steltkluut, jrg 12, nr. 2 pag 68-
71.