mumyyT DE BOOMVALK vervolg van pag. 15. Hoewel voot dit gebied geen cijfers uit de zeventiger jaren bekend zijn (Buise Tombeur 1987) lijkt het er op dat de achteruitgang, door Castelijns (1994) en Buise (1994) vastgesteld, zich ook in deze streken heeft voorgedaan. De landschappelijke ver schillen tussen gebieden die Castelijns en Buise onderzochten en ons gebied vindt men dus niet in de cijfers terug. Het cijfer voor het dekzandgebied had hoger moeten liggen, gelet op meer reliëf en aankleding (mogelijkheid tot dekking). Wat wel opvallend is, is dat in de drie gebieden het bodemgebruik vrijwel hetzelfde is (vooral akker bouw), al is het in beide andere onderzoeksgebieden een stuk groot schaliger. Hoewel het voor de hand ligt hierin een reden voor achter uitgang te vinden wijzen wij dit af. Deze tellingen zijn niet alleen slechts een momentopname maar de oor zaken zijn diverser en veel komplexer dan wij dikwijls vermoeden. Al is de telling dan wel juist als meet instrument; voor de prediktie is ze veel te grof. Toch blijft zo'n cijfer waarde hebben. Immers tellen blijft de eerste maatstaf voor kwantitatief onderzoek. En daar blijven we nood aan hebben. Literatuur: Buise M. F, Tombeur. 1987. Vogels tussen Zwin en Saeftinghe. RIN Middelburg. Buise M. 1994. Sneewtelllng van patrijzen. De Steltkluut 24: 67-68 Castelijns H. 1994. Sneeuwtetllng van Patrijzen en Veldleeuweriken in Midden Zeeuws- Vlaanderen. De Steltkluut 24: 42-45. opnieuw een broedvogel in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen door M.A. Buise Ongeveer 25 jaar lang waren broedende boomvalken In de streek niet meer dan een beeld uit het verleden, een herinnering van een enkele oudere vogelaar. Geruime tijd was de soort zelfs ook buiten de broedtijd een uiterst zeldzame gast. Deze lokale afname staat niet alleen. In de loop van de jaren vijftig en zestig gebeurde dat in grote delen van Europa. Men vermoedt dat het een (natuurlijke?) populatieschommeling betreft op langere termijn. Zo'n verschijnsel doet zich altijd het markantst voor in de randgebieden en in marginale leefgebieden zoals Zeeuws Vlaanderen. Bovendien ver dwenen - net als elders in Zeeland - gedurende deze periode en in de periode net daarvoor door oorlogs handelingen, inundaties en ruil verkavelingen vrijwel alle oude hoge bomen - onmisbaar voor de nestbouw.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1995 | | pagina 20