DE STELTKLUUT OVER DE KOLONISATIE VAN DE SPERWER Pagina 18 in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen door M.A. Buise Naar aanleiding van enkele juni- en juli-waarnemingen op het eind van de jaren zeventig en eerste helft van de jaren tachtig merkten we in de laatste avifauna (Buise Tombeur 1988) op dat een broedgeval van de sperwer in de toekomst mogelijk werd geacht. We konden niet bevroeden dat dit vermoeden zo spoedig daarna bewaarheid zou worden. Nog minder konden we voorzien dat de soort in zo'n snel tempo de streek zou koloniseren. In grote delen van Europa namen broedvogelaantallen van de sperwer gedurende de jaren tachtig sterk af. Het overmatig gebruik van bepaalde pesticiden dat toen in zwang kwam wordt gezien als de belangrijkste oorzaak. Voordien stond de populatie onder druk door vervolging doch dit had niet tot decimering geleid. In Nederland schatte men de populatie op het eind van de jaren vijftig op minstens 750 paren. In de late jaren zestig was dat teruggelopen tot 200- 300 paren (Bijlsma 1993). Na 1975. toen deze middelen werden verboden, herstelde de stand zich vlot. met name in de bosrijke streken van Oost-Nederland. Daar was een enorm potentieel aan broedareaal bijgekomen als gevolg van de bebossing van de zogenaamde woeste gronden met overwegend naaldhout in de eerste helft van deze eeuw. Bovendien was een mentaliteitsverandering opgetre den. Roofvogels werden binnen een steeds groter wordende kring niet meer per definitie als schadelijk wild beschouwd. In 1978 was de broedvogelpopulatie al groter dan op het eind van de jaren vijftig en telde naar schatting 1200 paren. Dit aantal liep tussen 1979 en 1983 op tot 2000-2500. In de loop van de jaren tachtig vonden vestigingen plaats in meer marginale biotopen en verspreidde de soort zich over het gehele land. In Vlaanderen deed zich een soortgelijke ontwikkeling voor en broedt hij sinds 1985 in West-Vlaanderen (Vlaamse avifaunacommissie 1989). In Zeeland kreeg de sperwer alleen vaste voet in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. Op Walcheren en Schouwen-Duiveland werd de soort een onregelmatige broedvogel (Vergeer van Zuylen 1994). In 1985-86 bedroeg het aantal broedparen van de sperwer in Nederland naar schatting 2500- 3000 en in 1989-92 reeds 3400-4000 (Bijlsma 1993). Tot 1986 - toen de avifauna werd afgesloten - was de sperwer in de streek uitsluitend bekend als doortrekker en wintergast. Vogels waren gewoonlijk niet voor september aanwezig en verdwenen in de loop van maart. Gezien het voormalige voorkomen van de soort als broedvogel op Schouwen-Duiveland (tot 1960) en op Walcheren (tot ca. 1966) betwijfelen Vergeer van Zuylen (1994) of hij in Zeeuws-Vlaanderen in het verleden daadwerkelijk ontbrak. Wij hebben onze bedenkingen in deze. In tegenstelling tot Schouwen-Duiveland en Walcheren ontbraken in de streek tot in de jaren vijftig naaldbossen van enige betekenis. Nestgelegenheid was dientengevolge tot voor kort zo goed als afwezig. Net buiten de streek in de bossen bij Ossendrecht in het westen van Noord-Brabant en in die over de rijksgrens in Oost-Vlaanderen en Antwerpen was de sperwer reeds in de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 20