DE STELTKLUUT -n kwamen ook verspreid in het gebied voor. ooral de Wulp valt op door zijn keuze voor asland. Op grasland nam men de Wulpen aktisch altijd fouragerend waar. Bij oudplevier en Kievit ligt de voorkeur voor asland net iets lager dan die voor akkerland. De Scholekster werd vaak als enkeling of in eine groepjes fouragerend op grasland ge- van de Kievit, Goudplevier en Wulp, in tegen stelling tot de Scholekster, die hoofdzakelijk in de polders bij de Westerschelde werd gezien. Waarnemingen van soorten als Watersnip, Bokje, Zwarte Ruiter, Groen- pootruiter en Witgatje zijn inherent aan de intensiteit, waarmee een gebied wordt doorzocht. Deze soorten laten zich moeilijk Pagina 9 'abel 2 Resultaten biotoopkeuze in procenten weergegeven. Grasland Bouwland Anders n= Scholekster 9,2 28,7 62,1 991 Kievit 39,8 49,8 10,4 8.446 Goudplevier 56,8 43,2 0 1.536 Wulp 90,8 7,4 1,8 918 Bron: Steltlopertelling november 1995. len. De grotere groepen zitten dicht langs de Vesterschelde, wachtend op laag water. Een oep van 600 Scholeksters had zich ver- ameld op de sportvelden van Terneuzense toys. /Veersomstandigheden: n de eerste helft van november was het weer amelijk zacht. In de eerste decade enkele leldere nachten met lichte vorst, overdag wat riester weer met neerslag en vaak onder de ichtend langdurige mist. In de tweede decade waren de nachten veel zachter. Zuidenwinden orgden voor temperaturen van 10 tot 12EC. s-nachts. Enkele dagen viel er neerslag, vaak n de vorm van motregen en 's-morgens was ;iet vaak mistig. Evaluatie: Door het zachte weer waren overal in de polder in heel de maand november volop steltlopers aanwezig. Vooral de Kievit, Goudplevier en Wulp deden het goed. Opmerkelijk is de verspreide aanwezigheid integraal tellen. Alleen met intensief en tijdrovend speurwerk zal een aantalsschatting gemaakt kunnen worden. Kemphaan en Kluut zijn soorten, die op de geijkte plekken worden waargenomen. Biotoopkeuze, weersomstan digheden, voedselaanbod en mogelijk ook wel traditie zijn factoren die hun aanwezigheid bepalen. De Westerschelde heeft veel invloed op de aanwezigheid van grote aantallen steltlopers binnendijks, waarvan er vele bij laag water in meerder of mindere mate gebruik maken van de buitendijkse schorren en slikken. Wulpen vliegen bij hoogwater van de slikken vaak meer dan 10 kilometer het binnenland in. Ook de hoge aantallen Goudplevieren en Kieviten in de Kop van Ossenisse verplaatsen zich bij laag water voor een groot deel naar het buitendijkse slik. Al met al geen onaardige telling met bijna 16.000 steltlopers onder 15 verschillende soorten, waarbij de zachte weersomstandigheden in de maand november een belangrijke factor zijn geweest.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 11