DE 3TELTKLUUT
OVERWINTERENDE BUIZERDEN EN TOREN
VALKEN IN ZEEUWS-VLAANDEREN
door Henk Castelijns
n januari 1992 constateerden Marcel Capello en ondergetekende dat de
oen overwinterende Torenvalken voor het overgrote deel mannen waren:
/an de 27 waargenomen exemplaren waren 21 man en 3 vrouw. Walter De
3met en Roger Janssens hadden dit ook geconstateerd. In de winters van
1990/91 en 1991/92 ringden zij in het aan Zeeuws-Vlaanderen grenzende
Oost-Vlaanderen (B) respectievelijk 18 en 17 Torenvalken waarvan 78% en
32% man. Dat riep vragen op, onderzoek lag voor de hand. Het idee daartoe
werd besproken in de Vogelwerkgroepen van de Steltkluut en 't Duumpje.
Zij gingen accoord, maar vonden een onderzoek naar alleen het geslacht en
het aantal overwinterende Torenvalken wel wat mager, vandaar dat werd
oesloten ook Buizerd en Blauwe Reiger te tellen. Wat betreft de Blauwe
Reiger is al verslag gedaan in de Steltkluut (25: 20-22) en 't Duumpje (21:
3-9).
Winter
Maand
Dag
i
Velduren
Methode
Torenvalk
Buizerd
mn
vr
tot
tot
90/91
jan
1214
12-16
telling
0
0
16
16
91/92
jan
1 24
12-16
telling
9
0
2
11
92/93
nov
20 22 23
16-20
telling
20
8
2
30
16
dec
25 26
16-20
telling
10
2
4
16
7
jan
1617
15-17
telling
14
4
3
21
16
dec/jan
>40
telling/kartering
19
7
3
29
20
93/94
nov
67
12-16
telling
18
4
4
26
11
dec
18 19 26
16-20
telling
9
9
3
21
19
jan
14 16
7-10
telling
14
feb
21 22 23
±17
sneeuwtelling
12
10
5
27
27
dec/jan
>35
telling/kartering
21
15
2
38
31
94/95
dec
24 25 26
±18
telling
14
10
3
27
45
dec/jan
>40
telling/kartering
18
11
4
33
53
95/96
dec
23 25 26 27
±20
telling
16
7
4
27
29
dec/jan
>40
telling/kartering
25
13
0
38
40
fabel 1: Buizerd en Torenvalk in Midden Zeeuws-Vlaanderen gedurende de winters 1990/91 tot en met
1994/95.
nstructie
Voorafgaand aan het onderzoek ontving iedere waarnemer een instructie. Daarin werd men verzocht
twee tellingen uit te voeren: JJn in de periode 13-22 november 1992 en JJn in de periode 15-24 januari
1993. Als men de telling van een bepaald toegewezen gebied over meerdere dagen wenste te
spreiden, werd aangeraden per dag een niet te klein duidelijk begrensd gebied te nemen. Bovendien
.verd men verzocht op pad te gaan bij gunstige weersomstandigheden en de weken voorafgaand aan
de telling op de desbetreffende soorten te letten. Torenvalk en Buizerd hebben namelijk in de winter
een min of meer vaste verblijfplaats. Indien men deze weet, verhoogt dat de waarnemingskans tijdens