DE STELTKLTJTJT
Onze naaste buren, de familie Specht.
door Robert Slot
Mag ik voorstellen: wij wonen in de Capellepolder en sedert drie jaar hebben wij in
onze grote wilg achter de schuur een familie Specht wonen: Vader Specht met een
rode vlek in zijn nek, Moeder Specht in ware eenvoud des harten zonder enig
sieraad, kinderen Specht met een rode kuif.
Hun eettafel, zowel voor ontbijt, koffietafel als avondeten bestaat uit een heel oude
biels, die rechtop, een goede meter voor het raam van de eetkamer staat. Die biels
heeft in de top een kloof, waarin een okkernoot geperst kan worden en dan moet
de specht die eerst lospikken en verdwijnt dan richting wilgenboom en laat "de
schillen en de dozen als dank voor het aangenaam verpozen" keurig onder de
boom achter.
De familie Specht is buitengewoon mensenschuw. Als zij komen eten verstijven wij
aan tafel, desnoods met volle mond. Want de specht mag niet schrikken, daar kan
zijn zwakke zenuwstelsel niet tegen. Tot de vaste techniek behoort het, dat de
specht altijd onderaan de biels begint, vandaar spiedend en loerend omhoog
klautert, bij het bewerken van zijn noot aldoor om zich heen kijkt om gevaar en
mededingers te zien aankomen.
Ik vermoed dat die okkernoten tot het kindervoer behoren, want de bezoeken van
vader of moeder Specht beginnen in de broedtijd. Daarvoor houden zij als goede
tuiniers de oprijlaan van buurman schoon. Dit is echter een vermoeden, want wij
horen hen wel maar zien ze daar niet.
Voor zo ver wij kunnen zien heerst er in de broedtijd een eerlijke arbeidsverdeling:
de een haalt voer, de ander past op de opgroeiende jeugd. Die arbeidsverdeling
wordt echter als de kinderen kunnen vliegen verstoord: dan verschijnen vader of
moeder met een kind op onze paal, het kind tien cm lager dan Pa of Moe om het
vak van notenpikker van hen af te kijken. De Ouder pikt dan ter plaatse de noot
open, stopt de inhoud in de onverzadigbare snavel van kindlief en na verloop van
tijd verdwijnen zij samen weer wilgwaarts, nagestaard door ons dankbare mensen,
die zich beijveren om zo gauw mogelijk een verse noot in de paal te duwen ter
voorbereiding van de volgende openbare eet-les. Het is geen zeldzaamheid dat er
iemand met volle mond opstaat om die noot ter plekke te deponeren, want broeder
Specht kan niet wachten.
Leuk zijn de eerste lessen: Kindlief weet dat er op dat ronde ding in die paal gepikt
moet worden, maar kan dat nog onvoldoende, klaagt dan luidkeels, roept de hele
buurt bij elkaar en dan komt Pa of Moe en doet die pikkerij weer voor. Na drie
lessen is het vak geleerd. Daarna zien wij hen nooit meer samen.