Pagina
20
anders als buitenman, om te rela
tiveren.
Herkenning was er ook bij zijn
jeugdherinneringen. Uithalen van
nesten, de verzameling^eierschalen,
vangen van sala
manders en stekel
baarsjes. Nee, op
blazen van kikkers en
het aan een draadje
laten vliegen van
meikevers heb ik niet
gedaan. Niet dat ik
zoveel anders of
beter was, maar ik
had een onderwijzer,
die mij de liefde voor de natuur
bijbracht. Dieren 'beulen', -een werk
woord, en ook hier is het dialect weer
rijker dan A.B.N.- mocht niet. Het
was niet alleen zonde van de dieren,
het was ook een zonde. Zelfs het
eierenrapen bleef beperkt tot enkele
soorten. Mus, merel, kievit en wilde
eend. Bij de laatste werd dan eerst
een ei kapot getikt op je klomp. Als
het bebroed was, bleef de rest liggen.
Ook voor de verzameling schalen
waren er toch wel een paar soorten
waar ik niet aan kwam. De kerkuil,
omdat hij zo nuttig was, en wielewaal
en putter waarschijnlijk omdat zij zo
mooi waren. Ondanks die beperking
kreeg ik toch zo'n dertig soorten
samen.
Veel herkenning en toch ook een
wereld van verschil. Het opschrift
boven dit stukje is ook een citaat van
George Sponselee. Of hij die stelling
goed of slecht vindt, komt in dat
stukje niet echt tot uiting. Tussen de
regels lezend, denk ik dat hij het
goed vindt. Dat hij eerder geneigd is
om niet in te grijpen dan wel.
Anderzijds hangt hij nestkastjes op,
voert hij de vogels en grijpt nog op
honderd andere manieren in. Natuur
lijk gaat het mij niet om de persoon
George Sponselee. Ik heb veel
bewondering en respect voor hem.
Bovendien weet ik, dat er ook bij 'De
Steltkluut' nog mensen zijn als hij.
Alleen blijf ik altijd met de
vraag zitten, hoe kan dat toch?
Hoe is het te rijmen dat je,
overigens zeer terecht, bereid
bent in te grijpen in de zo door
de mens verstoorde natuur,
maar jacht resoluut afwijst. Om
een voor mij volstrekt onbe
grijpelijke reden wordt daar de
grens getrokken.
Als ik lees dat de schade die
bijvoorbeeld eksters aanrichten aan
de fauna nog wel meevalt, klinkt dat
redelijk. Gemakshalve wordt er dan
wel voorbijgegaan aan het feit dat de
eksterstand in Zeeuws-Vlaanderen
jaarlijks door de jagers met zo'n
tweeduizend stuks verminderd wordt.
Ik mag er niet aan denken wat de
gevolgen zouden zijn moest dat niet
gebeuren. Ik mag er niet aan denken
wat de gevolgen zullen zijn als de vos
niet meer bejaagd mag worden. Ik
mag er niet aan denken moest er niet
meer gejaagd mogen worden en
sommige landbouwers het recht in
eigen hand zouden nemen.
Het is tijd om op te
stappen. Volgende
week, als ook het
derde legsel van de
ganzen vollegd zal
zijn, zal ik terug
komen. De eieren
moeten geschud worden. Ik zal het
doen met tegenzin. Het heeft niets
met jacht te maken. Nog minder met
weidelijkheid. Maar het is wel het
gevolg van niet tijdig kunnen
optreden van jagers bij een zich