DE STELTKLUUT Discussie en conclusie Pagina 11 omgeving van het water zijn onbegraasde weilanden voorhanden die als rust-, overnachting- en als rijpingsplaats dienen. Vervuilde beken met een laag zuurstofgehalte worden gemeden." Doordat de sloot nog maar een paar maanden oud was, is het onmogelijk dat de dieren hierin als larven hebben geleefd (de soort overwintert in eivorm in het ooortplantingsbiotoop). De libellen hadden geheel gave vleugels, waardoor het lijkt dat ze niet van zo heel verzijn komen aanvliegen. Ook het gegeven dat er ineens 3 exemplaren egelijk aanwezig waren lijkt daarop te duiden. Zo te zien past deze waarneming mooi in iet algemene beeld van een langzame uitbreiding van de verspreiding van deze soort, roals die recentelijk ook in andere delen van Nederland is geconstateerd. Het gegeven dat de dichtstbijzijnde bekende vindplaatsen op relatief grote afstanden ggen (midden en oost Noord Brabant en het oosten van de Provincie Antwerpen) zou goed veroorzaakt kunnen worden door het relatief geringe aantal libellen waarnemers, vaardoor eventuele nieuwe plaatsen niet opgemerkt worden. Dat er niet eenmaal een vrouwtje werd waargenomen hoeft niet persé te betekenen dat er ook geen vrouwtjes aanwezig waren. Van veel libellen soorten is immers bekend dat de mannetjes frequenter in de voortplantingsoiotopen aanwezig zijn. Waarom er na 13-8 -.teeds minder ex. werden vastgesteld zou te maken kunnen hebben met het (tijdelijk) ndrogen van de sloot of het mogelijk ontbreken van vrouwtjes. Hoe groot de kans is op >en (semi) permanente vestiging van deze soort op deze plaats, blijft voorlopig gissen. Het biotoop lijkt op dit moment wel redelijk aan de eisen van de soort te voldoen. Een ventuele bedreiging voor deze soort op deze plek zou kunnen zijn het doorstromen van e voedselrijk of vervuild water afkomstig van landbouwgebied. De sloot ligt immers aan de noordgrens van het gebied en grenst aan akkers. Ze werd hier gegraven juist om te oorkomen dat het voedselrijke water Zwartenhoek in zou stromen. Een andere edreiging is een voortgaande successie, waardoor de sloot langzaam verder dicht kan ,roeien. De strook onbegraasde vegetatie aan de zuidrand van de sloot is voor deze oort gunstig. Iet milieu van de sloot staat min of meer los van de andere aan libellen gebonden na- uurwaarden van Zwartenhoek, zoals de kreek en de drinkputten in dit gebied. Doordat ;e sloot in het kader van de nieuwe inrichting van Zwartenhoek werd gegraven kan de voorlopige tijdelijke) vestiging toch gezien worden als een van de eerste positieve esultaten van de nieuwe inrichting van Zwartenhoek. e ontdekking van de Bandheidelibellen werd in de lokale dagbladen (De Stem en de rovinciale Zeeuwse Courant) gemeld. Omdat er daarna geen meldingen meer binnen vamen en deze soort toch ook voor leken eenvoudig herkenbaar is, kunnen we lorzichtig aannemen dat de kans groot is dat deze mini-invasie binnen Zeeland tot vartenhoek beperkt is gebleven. ot slot kan aan de beheerders van het terrein gevraagd worden dat, als mocht blijken at het hier toch om een permanente vestiging gaat, hiermee in het beheer rekening ordt gehouden. Het gaat hier immers om een zeldzame soort (voor Vlaanderen: Rode st, categorie Zeldzaam). Dat zou kunnen door het accepteren van een strook vegetatie ngs een deel van de sloot of de begrazingsdruk op het aangrenzende weiland niet al te oog te maken.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1997 | | pagina 13