i Vogel versus windturbine?
Argumenten die vaak naar voren worden ge-
15 bracht in de discussie vogel versus windturbine
c.zijn:
era de in ons land toch al kwetsbare weidevo
gels komen niet meer in de buurt tot broe-
sii den en trekvogels (onbekend met het
fenomeen windturbines) vliegen zich mas-
saai tegen de wieken te pletter;
watervogels zoeken niet meer in de buurt
n| naar voedsel en rusten ook niet in de buurt
)el van windturbines;
en de toekomst van vogelsoorten die op de
door de overheid vastgestelde Rode lijst
I van bedreigde- en kwetsbare vogelsoorten
el staan zou meer dan ooit in gevaar komen.
5 Om de mogelijke nadelen voor vogels op een
correcte manier te kunnen beoordelen, is er
inmiddels veel wetenschappelijk onderzoek ver
dicht.
s Windturbines kunnen een verstorende werking
hebben op vogels. Daarvoor zijn en aantal
5 oorzaken te noemen: het leefgebied wordt
- kleiner of verdwijnt of windturbines eisen dodelij-
1 ke slachtoffers als gevolg van aanvaringen
- tussen vogels en windturbines.
;De vogelsterfte als gevolg van windturbines en
i -parken vormt een fractie van het totaal aantal
i slachtoffers van bijvoorbeeld autosnelwegen,
hoogspanningskabels en hoge gebouwen
voorzien van spiegelende panelen. Bovendien
blijken de vogels die bij windturbines gevonden
worden, niet altijd het slachtoffer van een aan
varing. Het kunnen bijvoorbeeld ook prooiresten
zijn van een roofvogel. Er is geregeld geconsta
teerd, dat roofvogels windturbines gebruiken als
uitkijkpost en als plukplaats.Elke vogelslachtof
fer is er natuurlijk één te veel.
Vogels laten zich soms door windturbines ver-
j storen. Uit onderzoek weten we dat de verstor
ing maximaal tot op zo'n 500 meter afstand van
de turbine plaatsvindt. Sommige watereenden
als kuifeenden en zwanen laten zich tijdens het
foerangeren of rusten verjagen door windtur
bines. Volgens een onderzoek bij het windmolen
park langs de Ijsselmeerdijk van de Noord-Oost-
polder, bleven de eenden bijna 250 meter uit de
kust. Maar niet elke vogelsoort is even snel
afgebluft door de aanwezigheid van een windtur
bine. Gevoelige soorten als goudplevier, wulp
en bergeend houden het snel voor gezien, terwijl
fazanten, reigers en kraaien niet koud of warm
worden van een windturbine of windpark.
Vogels zijn over het algemeen goed in staat een
windturbine te ontwijken. Er vallen net zo veel
slachtoffers onder de jonge, onervaren vogels,
als onder oudere exemplaren.
In het algemeen wordt er bij de voor- en na
jaarstrek 's nachts -wanneer het aanva
ringsrisico het groots is- op grotere hoogte dan
de hoogte van de wieken getrokken, dus boven
de 100 meter. Er zijn grutto's gezien op een
hoogte van 5 km en ganzen op een hoogte van
10 km. Voor hen leveren windturbines geen
enkel gevaar op. Maar er zijn ook nachten
waarin vogels lager bij de grond blijven.
Broedvogels lijken nauwelijks door windturbines
te worden verstoord. Het is echter nog de vraag,
wat het effect op langere termijn zal zijn, als de
nu broedende vogels door nieuwe individuen
worden vervangen. Vooralsnog lijkt het er op dat
broedvogels onverstoorbaar blijven broeden in
de nabijheid van een windturbine.
Over het algemeen zien trekvogels de turbines
goed. Ook 's nachts. Bij plaatsing van wind-
parken is het wel aan te bevelen rekening te
houden met de vogeltrek. Dit kan door ervoor te
zorgen dat de rij windmolens niet haaks op de
trekroute ligt, maar er evenwijdig aan loopt.
Bovendien kunnen windturbines stilgezet wor
den als er tijdens bepaalde nachten om
standigheden heersen waarbij er veel kans
bestaat op vogel aanvaring (slecht weer
gepaard gaand met regen en harde wind). Veel
mensen denken dat bij mistig weer, het gevaar
het grootst is, maar tijdens die weerssituatie is
er bijna altijd zeer weinig wind en staat de
turbine dus stil. De conclussie uit een onderzoek
naar nachtelijke vlieghoogten van duikeenden in
het IJsselmeer gebied geven aan dat de meeste
vliegbewegingen plaats vinden rond de schemer
bij zonsopgang en zonsondergang De
vlieghoogten bevonden zich tussen de 0 en 75
meter, waarbij bij het passeren van een dijk de
vlieghoogte gemiddeld hoger lag, dan bij het
vliegen boven water. In getijdengebieden is
nagegaan of de getijdentrek van vogels overdag
en 's nachts gelijk is. Gebleken is, dat het