w natuurlijk omdat je het dier niet kan zien. Als je dan juist met een groepje bezoekers ter plaatse bent, kijk ik steeds naar het gelaat van de mensen om te zien wat die onzichtbare vogel oproept... In het riet bewegen zich meer soorten Rietgors, Baardmanntje, Snor, Rietzanger, Blauwborst en Roerdomp om maar deze te noemen. Allemaal feuke verschijningen, geen "toppers" in vogelter men, maar zo genietbaar. Het zijn streekeigen soorten - misschien met uitzondering van het Baardmannetje die ei-genlijk tot de warme Eu ropees - Aziatische moe-rassen behoort - die juist omdat ze "banaal" zijn toch van Canisvliet jeen schatkamer maken. Wat was er nog voor finoois te zien en toch zo i(dood)gewoon: honder den Sijzen op de Antho- jnykade, dat is de weg die bovenop de kruin van de jkanaalberm loopt. In (februari en maart lieten ke zich heel dicht be laderen (tot op enkele jmeter) en dan zie je hoe looi ze zijn in hun geel- croene pakjes: de mannetjes duidelijk verschil- •nd van de vrouwtjes. Op de geasfalteerde weg i ikken ze voortdurend naar voedsel - heel kleine aadjes - en dat gebeurt in groep. Vliegen ze op, at is niet als één vogel zoals Spreeuwen wel ens een slaapplaats in het riet verlaat, maar lekaar zeer snel opvolgend, zo snel dat het lijkt f ze eigenlijk allemaal samen opvliegen. Ze verwinteren hier, maar moeten nog naar onze ostelijke en noordoostelijke buurlanden en erder om er te broeden. Dikwijls zitten er in o'n groep ook Putters (Distelvinken noemt men :e hier) en Vinken. Als de geluidjes van Sijzen n Putters zich mengen krijg je een erg aange- ame mix van fluittoontjes en geklingel, een soort klokjesspel met uitglijders. Op het bouwland was uiteraard ook "veel" te zien en te horen, te ruiken en te ervaren. Vele wandelaars hebben kunnen genieten van de aanwezige Kolganzen, Toendraganzen en Grauwe ganzen die vanaf begin november tot begin februari in de Anthonypolder aanwezig waren. Schitterende beelden, niet enkel om de foto, maar ook om de "ecologische" ervaring van plas-dras-bevroren bouwland met "vriesganzen". Als je de biotopen hebt, volgen de soorten wel! Op 23 januari werd de groep zelfs aangevuld met 91 Bergeenden, Kieviten, Meerkoeten, Smienten en Wilde Eenden. Die Grauwe Gans is een heel mooie streekeigen vogel, maar ook een waardevol element - zeg maar beheersinstrument - voor Canisvliet. Het is een flinke grazer met een gewicht van circa 3,5 kg, die zonder dat hij het zelf beseft - maar zo zit de natuur nu eenmaal in Rietgans elkaar - de verjonging van foto: Ludo Goossens het pias-dras weidege bied in stand houdt. Zo'n groep Grauwe Ganzen vreet niet enkel gras, maar ook jong riet, lisdodde, liesgras en dergeli jke, waardoor hij eigenlijk de successie, zeg maar de verlanding, tegen houdt. Houden dus die ganzenstapel... Als de geïntresseerde lezer (natuurvriend) nu z'n vingers zit af te likken van al dat moois en besluit om (per fiets) Canisvliet een bezoekje te brengen, mogen we dan wel nog even vragen om vooral de rust van het gebied te respecteren. Al dat fraais heeft veel te maken met rust en nog eens rust en daar zijn we samen verantwoor delijk voor. Rectificatie t het artikel van Wim Wisse over Watervogels langs de Westerschelde, Stelkluut Jaargang 28, ummer 2, april 1998, moet op pagina 27 in het stuk over het Hellegatschor en -slik in de een na tatste regel komen te staan: Opvallend is eveneens het groot aantal Groenpootruitersm het najaar, lax. rond de honderd exemplaren, één van de belangrijkste voor de soort in het Deltagebied.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1998 | | pagina 19