«vanouds overal boven de velden hangt te zin-
jgen, begint zeldzamer te worden in de polders.
Toch werden bij een gedegen inventarisatie in
:de 413ha grote Catharinapolder 13 zangposten
(geteld wat zeer behoorlijk is. Uiteraard valt het
in het niet vergeleken bij het aantal van 15
zangposten op ca 60ha in een optimaal biotoop
als het reservaat van de Grote Putting.
Vier vestigingen van oeverzwaluw in de kanaal
zone, waarvan een - de kleinste - werd ver
stoord: totaal 442 paar. Met de kramsvogel wil
het weinig vlotten. Al 10 jaar lang blijft het een
uiterst schaarse broedvogel, ditmaal 3
nestvondsten: 2 op het Groot Eiland en 1 nabij
Hulst. Ronduit slecht gaat het met de rietzanger,
de snor en de grote karekiet. Geen enkele snor
werd er vastgesteld en slechts 2 grote kare-
kieten: 1x in het Kareltjesgat en 1x aan de
Axelse kreek. Van de altijd al schaarse
sprinkhaanrietzanger werd een zangpost bij
Spui gevonden.
_euk was de ontdekking van maar liefst 3 terri-
oria van het vuurgoudhaantje en een van de
:warte mees in het WMZ-gebied van Clinge. De
:warte mees werd ook in het Maristenbos van
luist gehoord. Veelal over het hoofd gezien,
veinig genoteerd (7 territoria doorgegeven)
naar zeker niet zeldzaam is de boomkruiper en
Jat geldt waarschijnlijk ook voor het goudhaan-
je (1 territoria nabij Oudenpolder). Dat de
grauwe klauwier toch nog niet helemaal verloren
is voor onze contreien, maar nog serieuze
pogingen waagt, bleek nabij Koewacht op het
fort St.-Nicolaas.
De wielewaal met zijn geelzwarte pak vinden we
waar flink uitgegroeide populieren staan. 20
territoria oostelijk van het kanaal Gent-
Terneuzen exclusief WMZ en bos Groot Eiland.
Maar het werkelijke aantal zal behoorlijk hoger
liggen en dat geldt ook voor een soort als de
putter: slechts 5 territoria in het Land van Hulst!
De grauwe gors en de geelgors zijn daarentegen
zeldzaamheden geworden. De geelgors is al
sedert de jaren vijftig op zijn retour van een zeer
talrijke broedvogel tot een bijzonderheid. De
laatste paren handhaven zich in het dekzandge-
bied van Heikant en Koewacht: 2 territoria. Van
de grauwe gors kon men rond 1980 in goede
jaren tot tegen de 100 zangposten aantreffen.
De streek was toen een van de laatste gebieden
in Nederland waar nog een redelijk aantal van
deze soort voorkwam. In 1995 waren dat er
slecht 3.
Aanvullingen of nieuwe gegevens (ook van voor
gaande jaren, al was het tot in een ver
verleden!) zijn altijd welkom en kunnen bij
voorkeur worden doorgegeven aan:
E. Matthijs, Klapstraat 39, 4576 CT Koewacht,
0114-361945.
Eerste legdag van Koolmees en Ekster gekoppeld aan klimaat
)e aanwijzingen dat er een directe samen-
lang bestaat tussen de huidige kli
maatverandering en de vervroeging van het
ogelbroedseizoen in Europa worden
terker. Opnieuw publiceert Nature (1 janu-
iri) onderzoek aan de verschuiving in het
)roedseizoen in Engeland. Eerder deed dit
)lad dat al in augustus.
n het recente artikel analyseren Noorse onder-
oekers de waarnemingen van Britse ornitholo-
en die op 7 augustus publiceerden. Toen werd
NRC Handelsblad, 3 januari 1998
vastgesteld dat bij 20 van de 65 onderzochte
vogelsoorten tussen 1971 en 1995 in Engeland
een vervroeging van het broedseizoen (de
gemiddelde datum waarop per soort het eerste
ei wordt gelegd) van gemiddeld 9 dagen optrad.
De vervroeging varieerde van 4 tot 17 dagen. De
vroeger leggende soorten omvatten alle taxo-
nomische en ecologische groepen, dus zowel
watervogels, overblijvende en trekkende insek-
teneters als zaadeters.
Nederlandse ornithologen melden al in 1996 de
vervroeging van het nestelen van steltlopers.
21