4
aan de huisbioloog, die onderzoek verricht, is
dat niet waarschijnlijk. Hij vermoedt dat het
veldmuizen zijn, die de natte libellen verrassen
in het hoge gras. Regelmatig zien we voor onze
voeten een Groene zandloopkever wegvliegen
om een paar meter verder zijn insektenjacht te
vervolgen. Alex en ik kunnen het tempo van de
anderen niet meer zo goed volgen, omdat we
meer oog hebben voor de vele libellen die hier
rondvliegen. Er vliegen zeer vele quadri-
maculata's, de Viervlekken, maar ook verschil
lende soorten witsnuitlibellen, mogelijk Venwit-
snuitlibel en de Noordse witsnuitlibel.
Onderweg komen we nog tegen o.a. de Water-
snuffel, het Lantaarntje, de Grote keizerlibel, de
Variabele waterjuffer en de Grote roodoogjuffer.
Enkele hooibeestjes zien we vliegen op de
drogere stukken heide. Een rode juffer kunnen
we niet zo snel te pakken krijgen: was het een
Vuurjuffer of de hier ook voorkomende Ko
raaljuffer?
Onderweg komen we nog enkele dagactieve
nachtvlinders tegen o.a. de Tienurenvlinder en
de Kleine beer, waarvan de laatste het meest
talrijk is. Terug aangekomen op de beheers-
boerderij wachten we op de rest van de groep,
lezen nog wat tijdschriften over de natuur die
hier in grote stapels liggen.
Na een gezamenlijke maaltijd in het plaatseli kt
café-restaurant wordt nog wat nagetafeld e*
bijgekletst over de mooie dingen die we geze-
hebben, ledereen is moe. Buiten onweert het er
bliksemt het. De harde kern onder ons, wi
drieën, wil het veen nog wel even in op zcef
naar, jawel de Geitenmelker en het Porselein'
hoen. Die moeten er namelijk zitten. Het i;
pikdonker, maar wel droog en in de verte fl is]
het nog. We rijden eerst naar de parking er
lopen volgens het pad het veen in. We hoi er
diverse Waterrallen krijsen als een mate:
speenvarken en enkele Sprinkhaan rietzange s
Even later horen we duidelijk in de stilte he
geratel van de Nachtzwaluw: prachtig. Als klep
stuk wordt ons geduld ook nog eens belooic
met twee roepende Porseleinhoentjes, die teg3r
elkaar op roepen. Wat hebben wij geluk gehac
en wat zullen de anderen spijt hebben, denker
we.
De andere dag zijn de weergoden ons n e:
gunstig gezind en regent het pijpestelen. Na ear
korte wandeling in het veen, besluiten we naa'
huis terug te rijden, een schitterende ervarhc
rijker.
Even Bijbomen
Ik heb laatst een paar nachten niet echt goed
geslapen. Er stonden artikelen in de krant
over containerhavens en opslagplaatsen.
Dingen waarvan we met elkaar afgesproken
hebben dat ze een plaats kregen binnen de
daarvoor bestemde planologische kaders. Ik
was boos. Gelijk dacht ik terug aan mijn
eerste bezoek aan Zeeland, nu acht jaar gele
den. We waren onderweg naar een paar
schapenboeren, om een fokram te kopen
voor onze schaapskudde. De boer op, heet
dat. Het verbaasde me dat Zeeland nog zo
"leeg" was. Ruimte. Landbouw, dijken,
blauwe luchten, relatief weinig industrie. Ik
raakte enthousiast. Mijn toenmalige collega,
Door: Hans van Hage, kritisch natuurliefhebber
een door de wol geverfde milieuman, was
wat somberder gestemd. "Ook hier wordt
het ooit vol."
Ik geloofde dat toen niet, maar hij verklaart e
zijn mening nader. "De almaar groeiente
mensenberg heeft ruimte nodig. Daar
bescherm je geen natuurgebied tegen, er
komen alleen maar huizen, wegen en
werkgelegenheid bij.
Als ik nu zo nadenk over zijn woorden, zie ik ze
ineens in een heel ander daglicht dan toen. Het
wordt inderdaad ook hier vol. Met de komst ven
de tunnel komt meer industrie, meer wegen en
dus ook meer drukte. Ging je 15 jaar geleden
vanuit het zuiden naar het noorden door ce
16