4
v. rdt het bos begrensd door een dijk met een
oi /erharde weg. Aan de westzijde grenst het
bc s aan een maisakkertje.
V NGLOKATIES
D vallen werden op de dag voorafgaand aan de
igstdag in het veld opgesteld, met voedsel
(I >t gebruikelijke standaardmengsel aangevuld
ir 3t kattevoer voor spitsmuizen) en wat hooi.
nd 9 uur werden de vallen dan op scherp
?et. Zoals gebruikelijk waren er 's nachts om
1 uur en om 6 uur weer twee vangronden. In
to aal werden er 30 vallen uitgezet. 8 vallen
la gs de bosrand met de dijk, 8 in een rechte lijn
di or het dennenbos, 9 langs de bosrand met het
;isperceel en 5 in het perceel maïs, variërend
3 tot 10 meter vanaf de bosrand. Direct
id de kriekeputten en in de moerasjes werden
en vallen gezet omdat het daar te druk met
;reanten was. Deze zouden immers gemakke-
de dure vallen kunnen beschadigen of mee
ar huis nemen.
.NGSTRESULTATEN
ironder wordt in tabel een overzicht gegeven
v; n de vangst. Achtereenvolgens volgen het
Inummer, resultaat eerste ronde en resultaat
tv aede ronde. De nummers 1, 3 en 5 bevonden
zi h aan de bosrand met de dijk, de nummers
en 30 in de bosrand naast het perceeltje
N Eerste ronde
Bosmuis juv.
Bosmuis
30
Tweede ronde
Bosmuis
Bosmuis
Rosse woelmuis
Bosmuis
BESPREKING VANGSTRESULTATEN
Als eerste valt natuurlijk op dat in vergelijking
met andere gebieden waar we met dezelfde
methodiek muizen gevangen hebben, hier
weinig soorten en exemplaren zijn gevangen.
Verder valt op dat er enkel in de bosranden
muizen zijn gevangen. Midden in het bos zoals
ook in het maisveld werd zelfs helemaal geen
enkele muis gevangen. Als we er even gemaks
halve van uitgaan dat gezien de magere
vangstresultaten, het gebied hier tamelijk
muizenarm is, dan volgt haast als vanzelf de
vraag, hoe komt dat dan? Een antwoord hierop
geven is moeilijk, het blijft natuurlijk altijd een
beetje gissen. We hebben het idee dat de vol
gende twee elementen mogelijk een rol kunnen
zouden spelen.
1, BOSSTRUCTUUR
Zoals gezegd gaat het hier om een monotoon
dennenbos met een eentonige ondergroei van
bramen, hier en daar een vlier en stukjes met
mossen. Enkel aan de randen van het bos is wat
meer afwisseling, met meer soorten kruiden.
Middenin het bos zijn weinig voedselbronnen als
eiken en Hazelaars, die staan meer in of zelfs
net buiten de bosranden (dan op de dijk). De dijk
is wel een structuurrijk biotoop, met eiken, haze
laars en populieren, terwijl er ook meer open,
grazige gedeelten zijn. Middenin het bos is ook
geen kruidige of grazige vegetatie aanwezig
waar de muizen voldoende dekking zouden kun
nen vinden. Enkel de bramen geven hier wat
dekking.
2,VOEDSELRIJKDOM BODEM- EN STROOI-
SELLAAG
Het betreft hier steeds voedselarm zand. De
strooisellaag is op veel plaatsen dun en slecht
ontwikkeld. Wie wat strooisel opzij veegt zit
direct op het kale zand. In de bodem en het
strooisel bevinden zich slechts kleine hoeveel
heden insekten en wormen. Deze voedselrijk-
dom is van belang voor muizen, met name voor
spitsmuizen.
Enkel een vervolgonderzoek zou duidelijk kun
nen maken of de vangstresultaten represen
tatief, en de hier gegeven argumentatie
steekhoudend zijn.
Bosmuis