Door: Els Rener is Het Vogelweekend begon op vrijdagmorgen 5 maart '99, om half negen afgesproken bij den Oscar, en dan naar Antwerpen om Jean op te halen. Daar ging de rit echt van start, richting Torgny. Van te voren nog op de kaart gezocht, niet gevonden. Maar 't moest het zuidelijkste puntje van België zijn. En met een zeer gerouti neerd chauffeur achter het stuur en een prima kaartlezer in de stoel ernaast zouden we er ze ker wel geraken. Ik kon op de achterbank een zorgeloos oogje dichtdoen, een beetje voor dro men over wat er het weekend allemaal te zien zou zijn. De reis verliep zogezegd zonder problemen, en dus werd de streeftijd van één uur ter plaatse met gemak gehaald. Torgny bleek een typisch Ardens dorpje; gebouwd tegen een heuvelrug, de huizen van grove natuursteen met kleine ra men, veel ervan met aanpandige boerenbouw- sels met scheefhangende vaak deels kapotte deuren. Steile, uitgestorven straten en midden in 't dorp een eeuwenoude overdekte water plaats met een onstuimige fontein. Het klotsen de stromen van het koude heldere water was het enige geluid dat je hoorde. Wat het weer onderweg ook was geweest, in Torgny was het niet beter. Zeker een paar graden kouder en minstens zo nat en bovendien grauwgrijs en miezerig. Weer dus voor warme drank. Om twee voor één reden ook Jaap, Alain en Henk het dorp binnen. Schets onze verbazing toen we de drie uit de wagen zagen stappen: de verrekijker hing hun al rond de nek. Hé, zegt den Oscar, die zijn er al op uit geweest! En ja wel hoor, Henk staat nog niet met een been bin nen of hij staat al te vertellen: waterspreeuw, ijsvogel, grote gele kwikstaart... Zo, die man nen werken snel! Nu ons dat is meegedeeld, is 't handjes schudden, even voorstellen en tijd voor een snelle koffie. Het gezelschap is nog niet compleet, Alex komt nagereisd, hij wordt pas 's avonds verwacht. De helft van het gezel schap had er dus al een toertje opzitten, wij wil den onze tijd ook graag goed gaan gebruiken. Even kort overleg, doel gesteld en vertrekken maar. Richting Billy-les-Mangiennes, naar de kraanvogels! En op die eerste rit werd mijn glimlach alsmaar breder. Waar ik in vrienden- en familiekring altijd botte kritiek op kreeg ofl zelfs ronduit om werd uitgelachen, bleek in ditl gezelschap de normaalste zaak van de wereld Voor alles wat in het landschap beweegt, wordt de auto aan de kant gegooid. Hetzij geelgors. appelvink, blauwe kiekendief klapekster, en| ook reeën, niks wordt overgeslagen. Alles ver diende de aandacht. Het zal op iedere rit terug blijven komen: auto stopzetten, uitstappen, ver rekijker aan de ogen, even bepraten en dan pas weer verder. De locatie is twintig minuten rijden, hooguit een halfuurtje en wij doen er dus wat langer over. Daar aangekomen, wordt de wandeling ingezet. Direct begint ook het opnoemen van alle socr- ten die maar in het vizier komen. Henk legt hier bij een onnavolgbare behendigheid aan de dag. De lijst van waargenomen soorten groeit in een enorm tempo, we hangen aan z'n lippen. De goede man valt maar niet stil, en evenredig aan zijn tempo voel ik het mijne vertragen. Ik ben ook maar een amateur, denk ik een beetje zie lig. Het tijdstip dat we ons op die plek bevinden, blijkt perfect getimed. Ook dit is ongetwijfeld door Henk zo geënsceneerd. We zijn er name lijk nog maar kort en dan gaan honderden 24

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1999 | | pagina 30