^5) Even bijbomen Door: Hans van Hage, kritisch natuurliefhebber Het was ongeveer twintig jaar geleden. Ik was toen ongeveer 15 en ging zo af en toe eens naar mijn vaste visstek toe, waar enorme karpers zaten. Na die tijd namen andere interesses mijn tijd in beslag. TotAugustus dit jaar. Met enige verbazing en afgrijzen nam mijn partner de nieuwe aan winst die op tafel lag waar. Ik heb het over mijn nieuwe hengel. Compleet gekocht met een klein assortiment aan dobbers, haakjes blinkers en meer van dat marteltuig. Aangezien onze vakantie dit jaar plaats zou vinden op en rond een van Eu ropa's beste visstek- jes was de jager in mij weer wakker geworden. Visioe nen van zalmen en forellen die ons dagelijkse mono tone menu van gedroogd kampeer- voedsel zouden moeten aanvullen hadden mij nachten doen draaien. Eigenlijk vond ik dat het niet kon. Midden in de natuur levend, vier weken lang, dood je geen dieren. Maar ja, mijn jachtinstincten, aange wakkerd door het "survival" gevoel waren sterker. Een mens moest in de natuur kunnen overleven. Het doden van een dier voor voedsel hoorde daar nu eenmaal bij. Toch? Of?.... Het was schitterend weer. we hadden op de eerste dag van onze tocht aan het einde van de dag onze tent op gezet. Zij was aan het prutten met ons benzinekookstel. Ik haalde de nieuwe aanwinst met de nodige kennersblikken te voorschijn, van achter het ontvlammende kook- toestel kwamen minachtende blikken. Ik kon het lezen in haar ogen, "hij, met zijn nieuwe speeltje." Met een ervaren beweging gooide ik met een sierlijke zwaai in. De blinker plonsde tussen het riet. Rustig draaide ik aan het molen tje. Weerstand. Beet? Nee! Vast. Achter de benzinebrander begon wat te hinniken. "Wacht maar," dacht ik nog. "Wacht maar." Na een paar keer gooien met een nieuwe blinker ging het al beter. In een keer was het raak. Weerstand. Dit was geen kleintje. Met kloppend hart trok ik hem op de kant. Een forel?.... Shit! die was groot, een snoek. Wild spartelend met opengesperde bek lag het monster van 75 centimeter op de kant. Uit de opengesperde bek sijpelde bloed, ergens achter in de bek, aan de binnenkant van de kieuwen schitterde de blinker. Het kooktoe- stel werd plotseling uitgezet en op haar gezicht stond een nog grotere uitdrukking van verbazing dan de mijne. Laat hem niet zo liggen, doe wat, hij heeft pijn." "Vissen voe len geen pijn, sput terde ik nog wat onzeker." "Nou als je mij met zo' n ding in mijn bek onder water duwt zou ik ook sparte len." Nu wist ik trouwens wat ik vergeten was. Ik had ze wel eens gezien, zo een tang die je in de bek steekt, waarna je met een soort ijzeren staafje de vis weer kon bevrijden van de blinker of haak. We waren beperkt in bagage en gewicht en ik had ze dus in de viswinkel met een ferme blik afgewezen. Nee, als ik vis, vis ik om te eten, ik maak ze toch dood, dus ik heb dat ding niet nodig." Deze was echter wel wat groot voor ons tweeën. Daarbij kwam nog dat snoek er belangrijk voor het ecosysteem was. Klap! Met een enorme klap op zijn kop met een stuk hout sloeg ze hem dood. "Jij hebt hem gevangen, dus jij mag hem ook schoonmaken."Ik doe wel wat boter in de pan. Met die woorden verdween ze weer achter het kooktoestel. Met het vlijmscherpe zakmes schrapte ik de schubben weg. Daarna, nog wat onwennig de kop eraf en de ingewanden eruit. Met een kwartier was hij schoon. Hij smaakte lekker. Dus dit was het dan, vissen.... 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1999 | | pagina 12