I-
soort vleermuis heeft zijn eigen geluid, waaraan
wij de soorten kunnen herkennen. Luid roepen
de vleermuizen zijn met zo'n apparaatje ai van
af 150 meter horen, soorten die een zacht ge
luid maken pas op 0,5 meter afstand. Dankzij
de vleermuisdetector weten we nu bijvoorbeeld
waar en hoe de verschillende soorten jagen.
Daarnaast kun je met een detector verblijfplaat
sen van vleermuizen opsporen. Daardoor is het
nu ook mogelijk geworden om aantalontwikke
lingen van vleermuizen te volgen.
Hoe leven vleermuizen?
Aan het einde van de nacht zoeken vleermuizen
hun verblijfplaats op. Overdag slapen ze han
gend op hun kop of weggekropen op plekken
waar ze moeilijk te bereiken zijn voor hun vijan
den. Die plekken zijn bijvoorbeeld grotten, rots
spleten of boomholtes, maar ook delen van ge
bouwen. Sommige zitten alleen of in kleine
groepjes, andere vormen enorme kolonies.
Er wordt regelmatig verhuisd. Alle vleermuizen
gaan pas in de schemering op zoek naar voed
sel.
In Nederland gebruiken vleermuizen twee typen
verblijfplaatsen. In de zomer zitten ze op war
me, droge, donkere plekken, bijvoorbeeld in een
spouwmuur, onder dakpannen van een modern
gebouw of in een boomholte. Slechts een enke
le soort hangt op zolders van oude gebouwen.
Vanaf half mei kruipen de vrouwtjes hier bij el
kaar om er in juni één jong te krijgen. Vlak na
de geboorte vliegt het jong op de buik van de
moeder mee, later blijft het achter in de kraam
kamer en wordt daar vier weken meerdere ma
len per nacht gezoogd. Koude of natte zomers
kunnen een grote sterfte onder de jongen ver
oorzaken. Na twee tot drie weken leren de eer
ste jongen vliegen en na 4 tot 6 weken zijn de
jongen vliegvlug en valt de kolonie uiteen.
De mannetjes zitten 's zomers alleen of in klei
ne groepjes bij elkaar. In de nazomer breekt de
paartijd aan. Dan lokken de mannetjes met hun
geroep tot wel twaalf vrouwtjes. De vrouwtjes
bewaren het sperma in een speciale klier en be
vruchten zichzelf pas in het voorjaar. In de
herfst beginnen vleermuizen aan het opbouwen
van een vetreserve voor de winter. Aan het eind
van de herfst zoeken ze hun winterverblijfplaats
op. Hiervoor leggen de meeste vleermuizen zo'n
5 tot 35 km af, een enkel soort vliegt enige hon
derden kilometers. In de winter, wanneer er
voor vleermuizen geen voedsel meer is, hangen
ze weggekropen in koele 4 tot 8 9C), vochtige,
vorstvrije ruimten om ongestoord te kunnen
overwinteren. Dit kunnen bunkers, forten, kel
ders en groeven zijn. Enkele soorten gebruiken,
net als 's zomers, spouwmuren of boomholten
voor de winterslaap. Door hun temperatuur,
hartslag en ademhaling óp een waakvlammetje
te zetten', sparen vleermuizen energie. Op deze
manier kunnen ze net met hun in de herfst op
gedane vetreserves de winter doorkomen. Ge
middeld verliezen vleermuizen tijdens de winter
slaap 25% van hun lichaamsgewicht. Deze win
terslaap duurt zo'n vijf maanden.
Kijken met je oren
Vleermuizen hebben ogen, maar horen beter
dan ze zien. Om in het donker hun voedsel te
kunnen vinden, maken de meeste vleermuizen
gebruik van hun stem en oren (sonar of echolo
catie). Een vleermuis zendt hiervoor voortdu
rend korte geluidjes uit. Met haar zeer gevoelige
oren kan zij aan de echo horen hoe haar omge
ving eruit ziet. Als een vleermuis dicht over je
heen vliegt probeert zij en mug die boven je
hoofd vliegt te vangen. Ze zal echt niet in je
haar vliegen, want met zijn sonar kan zij zelfs
een haar onderscheiden. Haar oriëntatie gelui
den zijn zo hoog, dat mensen ze niet kunnen
horen. Als vleermuizen onderling kibbelen is dat
voor ons wel te horen.
300 muggen per nacht
Alle Europese vleermuizen leven van insecten.
Om in leven te blijven moeten vleermuizen voor
een kwart tot de helft van hun lichaamsgewicht
aan insecten vangen. Op een warme avond kan
een vleermuis wel 300 muggen, motjes en ke
vers uit de lucht plukken. Zo kan een groep
vleermuizen in een zomer tientallen kilo's insec
ten eten.
Nachtwerkers
Zodra het na de winter warmer wordt komen de
vleermuizen weer te voorschijn en zoeken hun
zomerverblijfplaats weer op. Elke avond vliegen
ze in de schemering via vaste routes van die
verblijfplaatsen naar hun jachtgebied. Hiervoor
gebruiken ze vaak een lanen en begroeide oe
vers. Als delen van een laan plotseling ontbre-