4 Gi Stinzeplanten in het Hof ter Zande nen zijn goed, de natuur die er direct en indirect gecreëerd wordt is ook prima, maar de burger wordt weer een kluif voorgehouden. Laten we 'nou de komende jaren maar eens leren genie ten van distels, brandnetels, ruigte en rietkra Dit soort biotopen kunnen verassend veel Mieren en planten verbergen. De putters en dis- f4elvlinders vliegen ons straks vervelend om de oren. Vervolgens gaan we de rest ook wel waar deren. En de afdeling Ruimte Milieu en Water? Die droomt inmiddels lekker verder over lianen, sleutelbloemen grote keverorchissen en meer van al dat moois. Wie weet, komen er ooit nog wel eens otters! Door: Ad Boone Stinzeplanten zijn planten die men aantreft op plaatsen die horen of gehoord hebben bij buitenplaatsen, boerderijen uithoven, enz. en die buiten die terreinen in dezelfde omge ving niet in het wild voorkomen. Het stinzemilieu is een milieu dat door menselij ke activiteiten afwijkt van de onmiddellijke om geving. Gedacht moet hier worden aan activitei ten zoals: het bemesten en aanvoeren van grond, planten van bomen en struiken, afwate ren en het graven van putten of vijvers enz Dit meestal jaren achtereen tot het stinzenmilieu was bereikt. Dit vindt men dan ook bij oude bui tenhuizen, uithoven, pastorieën op kerkhoven, e.d. Door het planten van, later erg grote bo men, werd het milieu in het 'bosje' veranderd van een open polder milieu naar een meer be schermd bosmilieu. Hierin kon door de grond verbeterenden activiteiten een ander grondtype ontstaan dat in stand werd gehouden door de menselijke werkzaamheden. Door o.a. het uit baggeren van de vijver en het verspreiden van de vrijkomende modder werd het verder be mest. Door de vertering van de vallende blade- 'ren werd de grond humusrijk. Dit alles droeg bij tot het ontstaan en in stand houden van dit stin zemilieu. De naam komt uit het Fries, waar men spreekt 'stinzen of states'. Dit zijn boerderijen of waar deze planten in het verle den werden geplant. De plaatselijke bevolking sprak dan ook over 'stinzeblomkes'. Later is de naam ook in de floristische literatuur inge- stinzeplanten zijn bijna allemaal voorjaars- voorjaarsgeofieten, d.w.z. ze bloeien in de voege lente. In de zomer en in de winter blij ven ze over door hun ondergrondse delen. Een knol (Krokus, Voorjaarshelmbloem, Holwortel) een bol, (Tulp, Vogelmelk, Daslook, Wilde hya cint, Sneeuwklokje, Lenteklokje), of een wortel stok (Winterakoniet, Gele anemoon). Sommige stinzeplanten rekenen we tot de He- mikrytofieten (o.a. de Adderwortel, het Long- kruid en het Lievevrouwebedstro). Deze planten dragen de winterknoppen vlak boven de grond en komen vaak erg vroeg tot bloei, 's Zomers is het stinzenmilieu erg arm aan bloeiende plan ten. Al deze planten horen thuis in de loofbossen, waar 's zomers weinig licht is. Voordat de bo men hun volle bladtooi hebben moeten de plan ten groeien, bloeien, vrucht zetten en reserve- voedsel vergaren in de knol of bol. Daarna is het onder de bomen te donker en sterven de bovengrondse delen af. Om dit allemaal zo snel te volbrengen moeten ze alles mee hebben voor wat de bodemgesteldheid betreft. In de eerste plaats moet de bodem erg voedselrijk zijn. Hij moet los en luchtig zijn en in het voorjaar voch tig maar niet te nat. Vandaar dat een uitloop van deze planten naar het 'wild' niet voor de hand liggend is. De elementen buiten het stin zemilieu zijn niet 'goed' genoeg. Stinzeplanten in het Hof ter Zande. In het bosje treffen we onder andere planten aan: Blauwe Anemoon, Bosanemoon, Italiaanse aronskelk, Gevlekte aronskelk, Grote sneeuw- roem, Winterakoniet, Gewoon sneeuwklokje, Lenteklokje, Knikkende vogelmelk, Overblijven de ossentong, Slanke sleutelbloem, Stengelloze sleutelbloem, Gevlekt longkruid en Oosterse sterhyacint.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2000 | | pagina 23