4 In het holst van de nachtzwalken nachtbrakers Voor de mens is de nacht een vreemde we reld. Beroofd van ons gezichtsvermogen, ons voornaamste zintuig, en meestal te bang om iets aan te raken, proberen we te horen of te ruiken wat er om ons heen ge beurt. Voor andere dieren is de nacht echter hun thuis. Jagende uilen en hun uit knaag dieren bestaande prooi, vleermuizen en nachtvlinders, en sluipende katachtigen zijn allemaal zodanig geëvolueerd, dat zij zich gemakkelijk in het donker kunnen voortbe wegen. De meeste biotopen worden door meerdere diergroepen bewoond. De populatie van de dag wordt na zonsondergang door die van de nacht afgelost. In de tussenliggende tijd -zowel gedurende de avondschemering als voor het aanbreken van de dageraad- fladderen en lopen de schemeringsdieren in het halfdonker rond. Reden voor nachtleven 1. Verschuilen en jagen Veel dieren hebben geen andere keuze dan in het donker te leven; sommige van hen -zoals spitsmuizen en veldmuizen- zijn overdag als prooidier zeer kwetsbaar. De wereld is overdag vol met jagende dieren, zoals roofvogels en kleine katachtigen, en de duisternis betekent veiligheid. Veel dieren die veiligheid in duisternis zoeken trekken roofdieren aan, die zich hebben aange past om jacht op hen te maken. Het zachte ge ritsel van spitsmuizen tussen afgevallen blade ren wordt opgemerkt door uilen, die hun nauw keurigheid bij het bepalen van de richting door de plaatsing van hun oren hebben verhoogd. De onstuimige vlucht van nachtvlinders vormde de evolutionaire inspiratie voor een nog grotere be weeglijkheid bij vleermuizen met hun verbazing wekkend nauwkeurige echopeiling. Sommige roofdieren kunnen de geringste bewegingen ho ren en de zwakste geuren ruiken bij hun jacht op dieren, die zich 's nachts voor hen proberen te verbergen. 2 Hitte ontlopen 'Poikilothermische' dieren, die hun lichaams temperatuur niet zelf kunnen regelen, lopen de kans om overdag aan oververhitting te worden blootgesteld. Dit gevaar verdwijnt in de koelte van de nacht. Amfibieën, weekdieren en reptie len, die geen ondoordringbare huid bezitten, mijden de dag om water vast te kunnen hou den. Dieren, die door hun fysiologische eisen ge dwongen worden om een nachtleven te leiden, moeten minstens enkele zintuiglijke aanpassin gen ontwikkelen om voedsel te vinden en aan roofdieren te ontsnappen. 3 Verdelen van voedselaanbod Nectaretende nachtvlinders bijvoorbeeld delen in het voedselaanbod van de dag der dagvlin ders. Veel nachtdieren kiezen selectief de perio de waarin zij actief zijn. De soorten, die meer op hun gezichtsvermogen dan op andere zintuigen afgaan, zijn gewoonlijk schemeringsdieren, of zijn op z'n hoogst slechts vroeg in de nacht ac tief en niet gedurende de donkerste uren van de nanacht. Wanneer zij van het toneel verdwijnen laten zij een plekje open voor andere dieren, die bij diepe duisternis kunnen functioneren. De nacht wordt niet alleen in ruimtelijk in termen van voedselbronnen onderverdeeld, maar ook naar tijd. Dit verklaart waarom er o.a. zoveel soorten nachtvlinders zijn, die onderling zo wei nig verschillen; hun wereld is niet alleen ver deeld in een groot aantal verschillende plekken, maar ook in een aantal afzonderlijke vliegtijden per nacht. Zien in het donker Geen enkel dier kan in volledige duisternis iets zien. Waar echter maar een glimpje licht is. hebben dieren nachtogen ontwikkeld, waarmee zij bij zeer geringe lichtintensiteit nog kunnen zien. De eerste essentie is het verzamelen van zoveel mogelijk licht door het bezit van een grote pupil, hoewel dit ook zijn nadelen heeft. Hoe groter de pupil is, hoe groter de lens moet zijn en hoe groter de lens is, hoe sterker de kromming moet zijn om het beeld in focus op het netvlies -de 22 -

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2000 | | pagina 28